De Christelijke leraar moet over bepaalde eigenschappen beschikken om een goede gids voor zijn leerlingen te kunnen zijn. Hij moet de juiste bronnen kunnen vinden om zijn weg in het, zich voordurend veranderende, landschap te kunnen vinden en hij moet die bronnen kunnen hanteren. Bovendien moet hij de bereidheid en de bekwaamheid hebben om zich voortdurend te ontwikkelen, om bij te blijven.
Wie de leerkracht is, komt ook tot uitdrukking in wat hij doet. De inhoud en aanpak van schoolvakken en de didactische keuzes die daarin gemaakt worden, vormen daar een belangrijk deel van. De vakinhoud laat iets zien van (de veelkleurigheid van) de werkelijkheid. Didactiek heeft te maken met het snijvlak van leren en onderwijzen. Didactiek betreft de doelen en idealen, de keuzes in leerstof (vakinhoud), de werkvormen, de volgorde en dergelijke. Didactiek is normatief geladen en daarom is een christelijke perspectief belangrijk. Projecten die dit als overkoepelend thema hebben, spelen zich af binnen de pabo, het voortgezet onderwijs en het basisonderwijs.
Het onderzoek binnen het thema inclusieve klassen is erop gericht om scholen inclusiever te laten werken en handelen. Dat betekent dat leraren beter toegerust worden om onderwijs te bieden aan een meer diverse groep leerlingen. Inclusiever werken is een breed begrip. Het kan bijvoorbeeld gaan om de handelingsbekwaamehid van docenten, het vergroten van expertise binnen de school, om samenwerking en uitwisseling met een s(b)o-school of om het verminderen van doorverwijzen. De kern is dat scholen vanuit hun eigen visie zich op inclusief onderwijs verder ontwikkelen tot herbergzame scholen.