"Mobiele filtering is een waardevol hulpmiddel" 30 juni 2014

Kliksafe lanceerde vorige week een mobielinternetfilter. Is dat niet veel te laat? En zijn gewetensvorming en een goed gesprek tussen ouder en kind niet veel belangrijker dan het hebben van een filter? Of moeten ouders mobiel internet juist radicaal afwijzen? Steef de Bruijn: „Een filter is een waardevol hulpmiddel. Maar een goed gesprek en goede afspraken zijn ook broodnodig.

Kliksafe Mobi, het nieuwe product van de Nunspeetse filteraar, biedt niet alleen een gefilterde browser maar ook een beheerprogramma waarbinnen de beheerder kan bepalen welke categorieën er geblokkeerd moeten worden en wanneer welke apps mogen worden gebruikt.

De Bruijn – behalve plaatsvervangend hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad ook lector nieuwe media aan Driestar Hogeschool en actief binnen de stichting Mediawijzer – is blij met de lancering van Kliksafe Mobi. „Ook al kleven er nadelen aan dit product, evenals aan het alternatief van Filternet, toch beschouw ik een mobiel filter als een waardevol hulpmiddel om jezelf te beschermen bij het internetten. Het is net zo onmisbaar als een autogordel of een helm in het verkeer.”

Daarom vindt De Bruijn dat het mobielinternetfilter erg laat komt. „De smartphone maakt al vijf jaar een stevige opmars.” Bovendien maakt De Bruijn zich zorgen over het imago van filtering. „Helaas is dat niet goed. Er hangt een geur van betutteling en beperking omheen. Dat vinden niet alleen jongeren, maar ook ouders. Vaak hoor ik het argument dat je met een filter tegen zo veel beperkingen aanloopt. Maar er zijn nu diverse varianten aan filters beschikbaar waarmee vrijwel iedereen uit de voeten kan. Ouders en jongeren zouden een filter moeten zien als een vorm van zelfbescherming, vanuit het besef dat ons hart tot zonde geneigd is en dat internet de verleiding tot die zonde vlak bij ons brengt. Het is opvallend dat christenen in de Verenigde Staten veel positiever denken over filters dan in Nederland.”

Een filter is daarnaast een nuttig pedagogisch hulpmiddel, vindt De Bruijn. „Het helpt om jezelf en je kinderen te vormen, om het gesprek aan te gaan over de keuzes die je maakt op internetgebied en om hun te leren dat het een goede keuze kan zijn om jezelf heel bewust bepaalde dingen te ontzeggen.”

Zijn gewetensvorming en het voeren van goede gesprekken niet belangrijker dan het installeren van een filter?

„Een filter is een hulpmiddel en biedt zeker geen absolute bescherming. Ouders moeten niet voor zo’n filter kiezen met het idee dat ze hun kind zonder begeleiding een smartphone kunnen laten gebruiken. Ook als een smartphone een gefilterde browser heeft, is er nog alle reden om met je kind in gesprek te blijven over zijn mobiel. Een filter werkt bijvoorbeeld niet binnen apps zoals YouTube en WhatsApp.

Denk ook aan de hoeveelheid tijd die jongeren aan hun mobiel besteden. Een nuttige functie van deze filters is dat ze de mogelijkheid bieden om de tijdsduur voor appgebruik in te stellen.

Het gesprek over mobiel internetten is van groot belang. Installeer daarom als ouder niet zomaar een filter op de smartphone van een kind, maar spreek met hem of haar af waar je de grens legt en waarom.

Bij oudere kinderen kan het verstandig zijn om samen met je kind het filter en de apps te beheren. Door de rapportagemogelijkheden blijf je als ouder toch betrokken en is er telkens gelegenheid om de afspraken te evalueren en bij te stellen. Daartoe nodigt zo’n beheerprogramma uit en als je ’t zo hanteert, functioneert het als gewetensvorming die bij deze leeftijdsfase past. Het kan ook een goede aanleiding zijn om de vragen en zorgen hierover samen met de kinderen in het gebed aan de Heere voor te leggen.”

Behalve filters zijn er ook accountabilityprogramma’s op de markt: software waarmee mensen afspreken aan elkaar verantwoording af te leggen over hun internetgedrag. Er zijn diverse Amerikaanse producten op de markt, zoals Covenant Eyes, X3Watch, Norton Family en Qustodio. Achter de schermen wordt er gewerkt aan een Nederlands accountabilityprogramma, zegt De Bruijn. In het najaar wordt daarover meer bekend.

De Bruijn ziet deze programma’s als een belangrijke aanvulling op een filter. „Ze sluiten goed op elkaar aan: waar een filter gericht is op afschermen en controle, is accountability gericht op vertrouwen. Het is mooi als twee mensen kwetsbaar en transparant durven te zijn, elkaar in vertrouwen nemen en op vrijwillige basis aan elkaar verantwoording over hun internetgedrag willen afleggen. Dat hoeven niet per se ouder en kind te zijn, maar ook voor partners of voor broers onderling kan de software een goed middel zijn. Zeg als ouder gerust tegen je kind: Ik weet dat ik net zo vatbaar voor zonde ben als jij en dat de tijd die ik aan internet besteed ook binnen de perken moet blijven. Wil jij mij in de gaten houden?

Ik merk soms dat mensen accountabilitysoftware beschouwen als een vorm zijn van verkapte controle. Ik vind dat niet terecht. Deze software is niet bedoeld om mensen op heterdaad te betrappen, maar juist om het gesprek op gang te brengen. Waarom zouden we zo allergisch zijn voor sociale controle als die op een goede manier ingezet wordt? Dan heeft hij Bijbelse papieren. Noem het liever zorg voor elkaar en vergelijk het met iets wat we gewoon vinden, zoals buurtpreventie. Lot miste sociale controle nadat hij ervoor koos om met zijn gezin bij Sodom te gaan wonen. Dat bleek een onverstandige keus. Hij was bij de ondergang van de stad de enige rechtvaardige en heeft dus kennelijk geen enkele gunstige invloed gehad op zijn gezin en buren. Thomas ondervond het positieve van sociale controle nadat hij op de eerste zondag na Jezus’ opstanding niet bij de discipelen was. Zijn medediscipelen lieten hem niet aan zijn lot over, maar bezochten hem en wekten hem op zich bij hen te voegen. Paulus roept in diverse brieven ertoe op om op elkaar te letten en elkaar te vermanen, bijvoorbeeld in Hebreeën 13, „opdat niet iemand uit u verhard worde door de verleiding der zonde.” Ook in de Vroege Kerk was er een hechte gemeenschap en een sterke onderlinge band. Zorg voor elkaar was vanzelfsprekend. Wij zijn daarvan veel kwijtgeraakt, helaas. In onze tijd van individualisme kunnen christenen juist opvallen door een hechte gemeenschap te vormen. Op het vlak van internetgebruik kan accountabilitysoftware daarbij van dienst zijn.”

Dinsdag 24 juni voerde ds. M. van Reenen op de opiniepagina van het Reformatorisch Dagblad een pleidooi voor een leeftijdsgrens van 18 jaar voor het gebruikmaken van mobiel internet, omdat dat meer kwaad dan goed zou doen. Bent u voor zo’n leeftijdsgrens?

„We hanteren vaak leeftijdsgrenzen en hebben daar goede redenen voor. Alcohol mag je pas kopen vanaf je achttiende, omdat het drinken ervan op jongere leeftijd slecht is voor de hersenen. Het hanteren van leeftijdsgrenzen past dus binnen de opvoeding.

Het is niet zonder reden dat sommige sociale media een leeftijdsgrens hanteren. Zo mag iemand Facebook pas gebruiken vanaf zijn 13e en bij WhatsApp ligt de grens zelfs bij 16 jaar, al weet bijna niemand dat. Kennelijk is er reden voor deze media om een grens te stellen. Ouders kunnen dat als argument gebruiken in het gesprek met hun kind.

Ik ben voorstander van het stellen van leeftijdsgrenzen als het gaat om mediagebruik. De naïviteit van ouders die hun kind soms op de basisschool al een smartphone geven, verbaast me. Zoals ds. Van Reenen zegt: Daarin zouden we veel radicaler moeten zijn. Maar dat betekent nog niet dat we zomaar een leeftijdsgrens van 18 jaar moeten instellen voor mobiel, tablet of laptop. De gevaren en nadelen van mobiel internet gelden evengoed voor iemand van 25 of 35.

Tegelijkertijd is mobiele toegang tot internet in het maatschappelijk leven niet weg te denken. In veel beroepen en vervolgstudies heb je dat op een of andere manier nodig en dat neemt komende jaren alleen maar toe. Dan mogen we niet ons hoofd in het zand steken, maar is het de taak van ouders én van scholen om jongeren voor te bereiden op die maatschappij. Dat doen we juist niet met een leeftijdsgrens van 18 waarna een meisje op haar studentenkamer ineens overal toegang toe heeft of een jongen een smartphone krijgt van z’n baas.

We helpen jongeren niet door hun alleen te verkondigen dat smartphones slecht zijn. Die bieden ook veel mooie, nuttige en goede mogelijkheden. Maar ons hart is zondig en gebruikt die toestellen snel verkeerd. We ontkomen er niet aan dat we onze kinderen leren er matig en verstandig mee om te gaan. Dat is moeilijk, want ze moeten die keuzes zelf leren maken. Uit onderzoek blijkt dat het prima is om regels te stellen voor kinderen en jongeren, maar dat te strakke regels juist uitlokken tot uitproberen. Opvoeding is geen dressuur. Duidelijke afspraken moeten samengaan met intensieve betrokkenheid van de ouders. Zo’n mobielinternetfilter past daar goed in, evenals software waarmee we met elkaar mee kunnen kijken.

Tegelijk moeten we niet bang zijn om regels te stellen. We zijn van belang voor orde en structuur. Als het maar liefderegels zijn, zoals de Tien Geboden.”

Op 30 juni verscheen dit interview met Steef de Bruijn, lector Nieuwe media in vorming en onderwijs, in het Reformatorisch Dagblad. Auteurs: Pieter Ariese en Gijsbert Bouw.