De onderwerpen binnen kunstonderwijs zijn niet altijd makkelijk. Afbeeldingen kunnen schokkend zijn, de thema’s lastig om te bespreken. Hoe verhouden kunst en christen-zijn zich tot elkaar? In deze blog geeft Winnie Verbeek, docent beeldende vorming aan Driestar hogeschool, haar reflectie daarop.
Zomaar een dag, ergens in het schooljaar. Ik sta met een groep pabostudenten om me heen verzameld in Museum Gouda. Vandaag hebben we een dagdeel de tijd om studenten iets te laten ervaren van de kracht van kunst. Maar eerst moet er een vooroordeel weggenomen worden. De start heeft altijd iets ontmoedigends. Als ik even kort inventariseer wie musea leuk vinden en wie saai, neigt meer dan driekwart tot het laatste. Een enkeling is enthousiast en heeft zin in de ochtend. ‘Zouden kinderen een museum interessant vinden?’ vraag ik de groep. De overgrote meerderheid denkt van niet. Ik beitel een opgewekte glimlach op mijn gezicht en zeg: ‘Nou, dat gaan we met elkaar ontdekken, over een uur staat hier een groep 5 voor jullie neus. Jullie mogen hen door dit museum rondleiden. Kijk maar eens of kinderen een museum net zo saai vinden als jullie! In de tussentijd gaan we met elkaar nadenken hoe je aan de hand van de voorwerpen die hier te zien zijn, met kinderen in gesprek kunt komen.’
Met de studenten verken ik een aantal manieren om dat te doen. De stappen die ik ze aanreik zijn eenvoudig maar basaal. Ze dragen allemaal bij aan ‘stilstaan’, aan ontmoeten. Het vormt de sleutel om voorbij te gaan aan hun eerste reactie, dat kunst saai is. Daarmee wordt immers de ruimte om het kunstwerk echt te ontmoeten bij voorbaat weggenomen Als je wél stilstaat, gaat een kunstwerk je dingen aanreiken. Soms iets prachtigs - hoe mooi het licht is, dat op een landschap valt. Soms iets ingewikkelds – een negatieve blik, een werkelijkheid die we liever niet onder ogen zien. Een kunstwerk – ook als het in het (ver)oordelend vermogen van de mens negatief geladen is – kan een gesprek openen wat in het gewone leven soms moeilijk op gang te brengen valt. Praten over verdriet bijvoorbeeld. Of over verleiding. Door stil te staan, te vertragen en te verwoorden, ontstaat er ruimte om te ontmoeten. Ontmoeting met het voorwerp zelf. Maar zeker ook ontmoeting met elkaar. Het eerste oordeel – welke vorm dat ook kan aannemen – wordt uitgesteld. Al kijkend, pratend, luisterend en doorvragend ontstaat er ruimte voor elkaar en voor een wereld die door middel van het schilderij of het object geopend wordt.
Voor mij persoonlijk zit er weinig tot geen spanning tussen het geven van kunstonderwijs en mijn christen-zijn. De onderwerpen kunnen lastig zijn, de afbeelding schokkend. Maar in de ontmoeting met elkaar is dat benoembaar en krijgt een gesprek vaak diepgang omdat het intens kan raken aan ons eigen bestaan. De ontmoeting zelf, tussen een kunstvoorwerp en een groep mensen, is daarentegen altijd spannend. Is er genoeg veiligheid om in het gesprek tot de kern te komen? Spreken we met elkaar over de juiste zaken? Komt er werkelijk ontmoeting tot stand?