Blog Piet Murre: Mijn eerste agenda 28 augustus 2023 Door dr. ir. P.M. (Piet) Murre

In de zomervakantie word ik geacht allerlei karweitjes te doen en dingen op te ruimen. Bij het doorspitten van de zolder kwam ik zodoende een stapel docentenagenda’s tegen. Eens even kijken, 1994. Ja hoor, mijn eerste jaar als docent.

Een foto (met een nog jonge uitgave van mezelf… zag ik er echt zo uit?), en de dagen volgeschreven met HW (‘huiswerk’) dat ik aan mijn klassen opgaf. ‘L+M’ en dan een paragraafnummer.

Iets verderop had ik per klas een printje met alle namen van mijn leerlingen ingeplakt. Daarachter stonden de cijfers die ik hen destijds toegekend had. Stof tot nadenken over mijn leerlingen, mijn toetsen, de inhoud van mijn lessen.
 
Mijn leerlingen. Bij de meeste namen kwam een beeld naar boven. Jongens, meisjes, tussen de 13 en 16 jaar oud. Een foto, waar iemand zat, een gebeurtenis. Het was lang geleden. Zouden ze nog leven? Niet allemaal, dat weet ik. Waar zouden ze nu zijn en wat is er van hen geworden?

Bij een aantal leerlingen vroeg ik me af of ik hen wel echt gekend had. Zeker in het begin had ik geen enkel oog voor de verschillen, behoorden ze meer tot een groep dan dat het individuen waren – personen met een eigenheid, een gezin, een vader en moeder die van ze hielden – als het goed was. Had ik ze recht gedaan en hen gegeven wat ze nodig hadden? Stilzwijgend deed de lijst met namen een appel: Bid nog eens voor ons.
 
Mijn toetsen. Daar zou ik mijn hand nu zeker niet meer voor in het vuur steken. Niet licht vergeet ik de eerste schriftelijke overhoring. Veel te lang (ik deed uren over het nakijken) en over veel te veel stof.

En waarom een s.o. eigenlijk? Zonder het ook maar te beseffen voegde ik me in het patroon. ‘Teachers teach how they were taught’, zonder veel reflectie helaas, en daar horen allerlei toetsen bij. Of die toetsen wel valide waren en de werkelijke beheersing van leerdoelen enigszins weergaven, was geen vraag.

Of ze leiden tot aanpassing van mijn lesgeven ook niet. Of ze aansloten bij wat de leerlingen dachten dat met ‘L. hs x’ werd bedoeld, geenszins. En navraag bij leerlingen anno nu leerde mij dat docenten nog steeds zelden uitleggen wat ze bedoelen met ‘leer paragraaf x’.
 
De inhoud van mijn lessen. Ja, ik volgde ook gewoon het boek. Pas later kwam het nadenken over doelen: Wat wilde ik eigenlijk bereiken? En hoe vond ik de link met waar leerlingen waren? Wat was voor hen nodig en waarom? Wat zou eigenlijk een interessant vraagstuk zijn?

En ik dacht terug aan de lessen weerkunde. Hoe fascinerend het weer eigenlijk is. Hoeveel je er van kunt snappen met een beetje natuurkunde. Hoe dat juist het wonderbaarlijke groter maakte, in plaats van kleiner. En dat leerlingen het geweldig vonden, inclusief de stoere boys. (Op mijn zoldertje zie ik opnieuw hun glimmende ogen.)

Was het daar dat de overtuiging ontstond dat vakkennis en grondigheid ook in het vmbo van groot belang is; dat je anders vervalt tot iets met de diepgang van een surfplank? Was het daar dat mij bleek dat Gods grootheid en macht weggeduwd worden uit het onderwijs als je alles in hapklare (en daarmee smakeloze) brokjes opdeelt en serveert?
 
Waar een oude agenda al niet toe kan leiden. Hij past er nog wel bij op zolder. Voorlopig bewaar ik hem.