Toewerken naar inclusief onderwijs is plicht én recht 3 mei 2017 Door Neely Anne de Ronde-Davidse en Jaco van den Broek

Inclusief onderwijs is een haalbare kaart, mits we de tijd nemen en goed nadenken over wat het betekent voor het speciaal onderwijs, voor leerlingen en voor de scholing van leraren, reageren dr. Neely Anne de Ronde-Davidse en Jaco van den Broek.

Het is een christelijk ideaal om inclusief onderwijs te bieden. G. R. van Leeuwen (RD 14-4) legt uit waarom het identitair gezien een goede ontwikkeling is als er steeds minder sprake is van uitsluiting (exclusie) of apart zetten (separatie) van mensen, maar juist meer van meedoen (integratie of inclusie) in de kleine samenleving die een school is. Dit zullen veel leerkrachten onderschrijven.

Binnen Europa is inclusief onderwijs ook een recht van mensen met een beperking (artikel 24 van de UN Convention on the Rights of Persons with Disabilities). Het volgen van regulier onderwijs biedt hun immers meer kansen voor gelijke behandeling. Het gaat ook discriminatie tegen en bevordert hun integratie in de samenleving.

Bijbels ideaal

Als gevolg van artikel 24 moeten alle lidstaten nadenken over hoe ze inclusief onderwijs stapsgewijs kunnen invoeren. Maar wat voor consequenties heeft dat?

Het heeft in ieder geval gevolgen voor onze manier van kijken naar anderen. In plaats van te kijken naar beperkingen van leerlingen kunnen we ons beter richten op hun onderwijsbehoeften en de meerwaarde van diversiteit leren waarderen.

Elke leerling is anders, niet alleen de leerlingen die afwijken van het gemiddelde, zoals die ene met ADHD. Dit mooie ideaal moeten we ook vanuit Bijbels perspectief nastreven. Toch is daarmee niet alles gezegd.

Sommige leerlingen hebben zo’n bijzondere zorgbehoefte, dat de leerkracht daaraan niet kan voldoen zonder de andere kinderen tekort te doen. Ook kunnen er kinderen zijn die juist persoonlijke, kleinschalige begeleiding nodig hebben om zich goed te kunnen ontwikkelen. Juist daarvoor hebben we speciaal onderwijs.

Het is interessant dat artikel 24 alleen een uitzondering maakt voor mensen met een visuele en/of auditieve beperking. Voor hen is speciaal onderwijs wenselijk. Maar hoe zit het dan met andere leerlingen die wellicht ook beter tot bloei komen in het speciaal onderwijs? En hoe verhoudt dat zich tot het ideaal van inclusief onderwijs?

Alle speciale scholen in Nederland sluiten, is nog niet wenselijk, omdat er dan waarschijnlijk meer kinderen thuis komen te zitten. Vanuit artikel 24 bezien mogen we als norm hanteren: gewoon als het kan, speciaal als het moet. Als het reguliere onderwijs een leerling onvoldoende kan helpen om hem of haar goed voor te bereiden op deelname aan de maatschappij, is speciaal onderwijs toegestaan. Wel kunnen we de integratie van speciaal en regulier onderwijs verder bevorderen. Dat gebeurt al op diverse plekken in de vorm van twee scholen onder één dak. Gedeelde expertise, niet volledig inclusief, maar wel samen.

Tolerante samenleving

Toewerken naar meer inclusief onderwijs gaat niet zonder twijfels. Een veelgehoorde vraag is of inclusief onderwijs niet ten koste gaat van leerresultaten van ‘gemiddelde’ leerlingen.

Die angst is begrijpelijk, maar niet helemaal terecht. Er lijkt zelfs sprake te zijn van een licht positieve trend. Leerresultaten van ‘gewone’ leerlingen staan niet per definitie onder druk als er ook leerlingen met speciale onderwijsbehoeften in hun klas zitten. Als ze wel onder druk staan, komt dat veelal door de manier waarop leraren en scholen inclusief onderwijs vormgeven. Dat kan bijvoorbeeld gaan om de manier waarop je instructies geeft.

Op sociaal-emotioneel gebied is de trend zelfs duidelijk positief: ‘gewone’ leerlingen hebben gemiddeld genomen minder vooroordelen over leerlingen met een bijzondere onderwijsbehoefte en spelen meer met hen samen.

Daarnaast kan een reguliere school voor leerlingen met een bijzondere onderwijsbehoefte juist stimulerend werken: ze zijn in staat zich verder ontplooien doordat ze zich aan anderen kunnen optrekken. Dat kan alleen als er in de klas een klimaat heerst waarin leerlingen niet worden veroordeeld als ze minder goed of juist heel goed kunnen leren. Op die manier werk je in de minimaatschappij die de school is aan het verkleinen van de ongelijkheid van kansen. In feite is de school dan een tolerante samenleving waarin verschillen tussen mensen niet worden uitvergroot maar gewaardeerd. Inclusief onderwijs biedt volop kansen om iedereen een plek te geven.

Doordenking

Toewerken naar inclusief onderwijs is een plicht én een goed recht. Voor veel leerlingen met een bijzondere onderwijsbehoefte is een plek op de reguliere school het beste. Maar we moeten er wel de tijd voor nemen.

Het recht op goed onderwijs voor iedereen betekent dat iedere leerling in zijn eigen omgeving passend onderwijs moet kunnen volgen. Dat vraagt om bepaalde faciliteiten, zoals een rolstoelvriendelijk gebouw. Maar het gaat verder dan praktische aanpassingen. In essentie draait het om het accepteren van verschillen en de bereidheid om aanpassingen te verrichten. Niet alleen in het gebouw, maar ook in de manier van werken.

Toewerken naar meer inclusief onderwijs begint met een diepe doordenking van onze visie op leren en ontwikkelen: leren we voor resultaten of leren we om ons binnen onze eigen mogelijkheden zo goed mogelijk te kunnen ontplooien?

Vervolgens vraagt het om training van leraren binnen de eigen lespraktijk, omdat de huidige manier van werken veelal nog onvoldoende aansluit bij inclusief denken en handelen. Voor lerarenopleidingen ligt er daarom de uitdaging om dit inclusieve ideaal op te nemen in het curriculum. Zo kunnen we samen stapsgewijs groeien in het bieden van inclusief onderwijs.

De auteurs zijn respectievelijk lector Passend leraarschap en projectmedewerker bij Driestar educatief.