Het idee dat het instituut ‘school’ de garantie is voor de beste opvoeding zet thuisonderwijs onterecht in een kwaad daglicht, schrijft A. (Bram) de Muynck, lector Christelijk leraarschap.
Uit een reeks aan onderzoeken dringt zich de conclusie op dat multitaskers een risicogroep vormen. Het onderwijs doet er goed aan jongeren te leren singletasken.
In deze blog probeer ik uit te leggen hoe belangrijk de tweede dienst is voor christelijke vorming en dat we, teruggaand naar de oorsprong, deze ook nieuwe impulsen kunnen geven.
Elke docent is bezig met het vormen van de leerling. Soms bewust, maar vaker onbewust. En iedereen is het ermee eens dat je je leerlingen wilt vormen. Maar in gesprek met docententeams, merk ik dat het niet altijd even duidelijk is welk doel we eigenlijk voor ogen hebben, en hoe je daar als docent een bijdrage aan kunt leveren.
De eerste keer dat ik ze zag, was tijdens een bezoek aan Zaandam, afgelopen zomer. Iedereen kent wel die bussen vol Japanners, die in één dag Nederland komen ‘doen’ en tussen het Rijksmuseum, de Keukenhof en Volendam nog veertig minuten over hebben voor de Zaanse Schans. Bus uit, naar de eerste molen toe, om de beurt foto’s maken, poseren in zo’n reuzenklomp, opnieuw foto’s maken, kaasje kopen en weer de bus in.
Is christelijk onderwijs meetbaar anders? Nee, betoogt lector A. (Bram) de Muynck. ‘Christelijk’ is niet een concurrerend woord maar een verwijzend woord. Het bijvoeglijk naamwoord is een belijdenis dat Christus het oriëntatiepunt is.
Soms blijf je je verbazen. Bijvoorbeeld die keer dat iemand mij serieus wilde vertellen dat je van beginnende leraren niet kunt vragen om na te denken over de identiteit in hun vaklessen.
Het is pauze op school. Verschillende leraren zitten al aan de koffie als een collega binnenkomt: moe, bleek. Collega’s denken in eerste instantie dat hij ziek is. Ze worden snel uit hun droom geholpen. Deze pedagogisch sterke leraar heeft het na twee uur werken al helemaal gehad.
Hebben ouders het vandaag de dag moeilijker bij de opvoeding van hun kinderen dan vroeger? Veel ouders zullen direct met ja antwoorden en in één adem de sociale media de schuld geven. Maar zo eenvoudig ligt het niet.
Het verschijnsel zwarte piet kun je niet meer neutraal tegemoet treden, sinds bezwaarden hebben laten zien dat de knecht van Sinterklaas met stereotypen van zwarte mensen te maken hebben en ook iets met de herinneringen aan de slavenhandel.
“Juf, wat komt u hier doen vandaag? Nu hebben we twee juffen én een meester in de klas.” “Is dat uw moeder, meester?” “Hoeft u niet te werken vandaag?” De laatste leerling heeft het goed door. Ik hoef vandaag niet te werken. Ik mag op stagebezoek.
Hijs de stormbal! WhatsApp heeft de kleur van z’n vinkjes veranderd en Nederland staat op z’n achterste benen. De vinkjes bewijzen dat het bericht niet alleen binnengekomen is op de telefoon van de ontvanger, maar dat hij het ook gelezen heeft. Dit eenvoudige vinkje werd wereldnieuws. Wat leren (media)opvoeders hiervan?
Het versturen van eigen naaktfoto’s gebeurt al jaren, maar de drempel om dat te doen is een stuk lager geworden door populaire apps als WhatsApp en Snapchat, met name bij jongeren. Binnen de besloten WhatsApp-groep vertrouwen ze erop dat de ander de foto niet doorstuurt en bij Snapchat gaan ze ervan uit dat de foto binnen enkele seconden gewist wordt. Juist dat laatste is bedrieglijk.
De eerste weken voor de klas zijn druk. Klassemanagement, informatieavond, nieuwe methodes, de eerste leerlingbespreking. Je kunt er tegenop zien. Zeker als alles nieuw is. Het is dan helemaal geen slecht idee om juist in die drukte er op uit te trekken.
Finland heeft geen onderwijsinspectie. Hoe is dat toch mogelijk? Een overheid moet toch op zijn minst een minimale kwaliteitscontrole hebben over wat er met het kostbare geld gebeurt?