Wat doen we met de andere 95%? 26 september 2018

De lessen waarin christelijke standpunten expliciet worden besproken, beslaan misschien zo’n 5% van het curriculum. Bij buitenstaanders komt dan makkelijk de vraag op: is dat voor christenen wel een reden om voor vrijheid van onderwijs te vechten? Wat gebeurt er met die andere 95% van het curriculum?

Tijdens de ECCEN-conferentie in Apeldoorn twee weken geleden waren er mooie gedachte-uitwisselingen over de vrijheid van onderwijs in Europa. Er werd vaak gerefereerd aan de vrijheid om eigen christelijke standpunten aan kinderen over te dragen. Denk bijvoorbeeld aan godsdienstlessen, of aan de lessen waarin gevoelige onderwerpen als gender en het ontstaan van de wereld worden besproken. Bovengenoemde vraag kwam ook weer voorbij: Als christelijke standpunten in zo’n 5% van de lessen aan de orde komen, is er dan wel reden om voor onderwijsvrijheid te vechten? Wat gebeurt er met die andere 95% van het curriculum?

Aparte scholen

In de 19e eeuw stelden sommigen voor om de godsdienstlessen door een kerkelijk werker, een rabbi of een imam te laten geven, zodat er geen aparte scholen nodig zouden zijn. Deze eenvoudige redenering wordt nog met enige regelmaat van stal gehaald. Als christenen vechten voor een aparte school zal dat dus iets te maken moeten hebben met de andere 95%.

Vrijheid van inrichting

Tijdens de ECCEN-conferentie presenteerde ik het boek ‘The Essence of Christian teaching. A Concise School Pedagogy’. Het is een bewerking van ‘Essenties van christelijk onderwijs, een beknopte onderwijspedagogiek’. Het boek probeert duidelijk te maken dat christelijk onderwijs niet geïsoleerd is tot enkele beslissende uitspraken waarop christenen zich onderscheiden van anderen, maar dat het hele onderwijs kleur krijgt door je manier van denken. Op een andere manier verwoord: de vrijheid van richting bewijst zich in de vrijheid van inrichting.

Pedagogy

De pretentie van een christelijke school is dat in de overige 95% iets aan de orde is wat onderscheidend is. Het gaat niet alleen om de inhoud (het wat), of om de uitgangspunten (het waarom), maar vooral ook om de aanpak (het hoe). In het Engels geeft het woord ‘pedagogy’ vrij goed weer waar je aan moet denken. Het betekent niet pedagogiek, zoals wij dat vaak opvatten: een stelsel van uitspraken over pedagogisch of onderwijskundig handelen. In ‘pedagogy’ gaat het om je pedagogische aanpak in algemene zin. Alles wat je doet is gekleurd door wie je wilt zijn en wat je met je handelen bedoelt. In hoe je een les inricht is dus te zien of je christelijk kijkt en denkt. Vrijheid van onderwijs heeft niet alleen met juridische dingen te maken maar met de alledaagse klassenpraktijk.

Richtlijnen

Is dit concreter te maken? In Essenties van christelijk leraarschap hebben we een paar richtlijnen gegeven:
  • Bouw je les zo op dat er iets te ontdekken valt
  • Schakel leerlingen in tijdens je les
  • Bied je les zo aan dat de aandacht en nieuwsgierigheid geprikkeld wordt
  • Spreek in je les de kinderen aan op hun verantwoordelijkheid
  • Bouw voldoende momenten in voor de toe-eigening van de leerstof
  • Spreek in je les de verscheidenheid in gaven aan.
Dit zijn slechts een paar handvatten. De veronderstelling daarbij is dat je ze, over wat voor onderwerp je ook lesgeeft, kunt toepassen. De vrijheid van inrichting moeten we dus niet alleen betrekken op de vrijheid om eigen methodeboeken te schrijven. Waar het vooral om draait is dat leraren hun creatieve gaven gebruiken om hun manier van denken en kijken zelfstandig toe passen. Het bijzondere is dat dit overal kan, zelfs op plekken waar een staatscurriculum is.

Uitproberen?

Als je in je eigen context iets wilt uitproberen, neem dan contact op met Piet Murre, lector Schoolvakken en didactiek.