Ik geloof, maar waarin? 1 september 2011

Geloven is hip. Wie denkt dat de jeugd geloven als achterhaald beschouwt, zou bij jongeren in Amerika te rade moeten gaan. Ze noemen religie een ‘Very Nice Thing’: het helpt je, geeft je een relatie met God en zorgt voor een betere wereld, omdat het mensen een moraal meegeeft.

Door Janneke Westerink en Elsbeth Visser-Vogel
 
Dit blijkt uit een grootschalig Amerikaans onderzoek naar religie onder jongeren van 12-18 jaar oud (Smith, 2005).
Jongeren staan positief ten opzichte van geloven. Tegelijkertijd worden er met familie of vrienden nauwelijks discussies over dogma’s of over principiële kwesties gevoerd. Een ieder is vrij om zelf invulling te geven aan het christen-zijn.
Hoewel geloof belangrijk voor hen is, kunnen jongeren in Amerika niet echt verwoorden wat geloof voor hen inhoudt: “I’m not sure, not sure, I can’t remember what I believe”. Als ze voorbeelden moeten noemen waaruit blijkt dat ze geloven, dan blijft het stil. Ze kunnen niet zeggen hoe geloof hun dagelijks leven beïnvloedt en waaraan je kunt zien dat ze geloven. In het onderzoek wordt hun geloof getypeerd als ‘unfocused and unvisible’.

Bij conservatieve protestantse en ook bij Mormoonse jongeren is dat anders. Zij blijken beter in staat hun geloof onder woorden te brengen. Opvallend is echter dat deze jongeren daarbij erg formeel taalgebruik hanteren. Ze sommen elementaire geloofswaarheden op, maar zijn niet in staat aan te geven hoe die met hun dagelijks leven samenhangen. De onderzoekers geven als mogelijke reden aan dat jongeren niet geleerd is om over hun geloof te praten. Deze conservatieve jongeren moeten volgens hen nog leren om woorden te vinden voor hun christen-zijn die begrepen worden door de maatschappij waarin zij leven.

Trends uit Amerika waaien vaak over naar Europa. Geloof als iets waar je vooral zelf iets aan hebt en waarbij je zelf bepaalt hoe je je leven vormgeeft, heeft ook in Nederland aantrekkingskracht. Het onderzoek roept vragen op. In hoeverre kunnen orthodox-gelovige jongeren hun geloof koppelen aan het dagelijks leven? En leren wij hen geloofswaarheden te verbinden met hun eigen leven en daar woorden voor te vinden?

Naar aanleiding van: Smith, C. (2005). Soul searching. The religious and spiritual lives of American Teenagers. Oxford: University Press.