Identiteitsontwikkeling als sleutel tot succes van burgerschapsvorming? 1 oktober 2012

Onlangs verscheen het advies Verder met burgerschap in het onderwijs van de Onderwijsraad. Burgerschapsvorming heeft niet die plek gekregen in het onderwijs, waarop vanuit de politiek werd aangedrongen.

Door Janneke Westerink en Elsbeth Visser-Vogel
 
De Onderwijsraad geeft daarom aanbevelingen en tips om verder handen en voeten te geven aan burgerschapsvorming. Burgerschapsvorming wordt daarbij als volgt gedefinieerd: Jongeren leren functioneren, vanuit eigen idealen, waarden en normen, in een pluriforme, democratische samenleving en bij hen het vermogen ontwikkelen aan deze samenleving een eigen bijdrage te (willen) leveren. De Onderwijsraad noemt terecht dat het hebben van een eigen identiteit voorwaarde is voor participatie binnen de maatschappij en dat de school dus aandacht moet geven aan het ontwikkelen van de eigen identiteit van de leerling.

Los van de vraag of het zinvol is om burgerschapsvorming als apart onderwerp in het onderwijs in te voeren, zijn er kritische vragen te stellen bij het advies van de Onderwijsraad. Het advies maakt een spanningsveld zichtbaar. Aan de ene kant wordt gesproken over het belang van het ontwikkelen van een eigen levensovertuiging, waarbij volgens de definitie zelfs gesproken wordt over het leren functioneren vanuit die eigen idealen, waarden en normen. Daarbij noemt de Onderwijsraad het bevorderen van een kritische reflectie. Tegelijkertijd wordt gesproken over het aanbieden van een bepaald normen en waardenkader, passend bij de levensbeschouwing van de school. De vraag die dit oproept, is: wil je dat leerlingen zich leren verbinden met een bestaand normen- en waardenkader of wil je dat leerlingen hun eigen levensovertuiging ontwikkelen?

Daarnaast geeft de Onderwijsraad bepaalde kaders aan waarbinnen de leerling zijn eigen identiteit mag ontwikkelen, namelijk zolang het maar binnen de kaders van de democratie past. Deze kaders worden verder geƫxpliciteerd met een rij van blijkbaar onopgeefbare waarden. Hier rijst de vraag hoeveel vrijheid de overheid scholen gunt om de eigen levensbeschouwing gestalte te geven, aangezien deze beperkende kaders.

Wat betreft identiteitsontwikkeling weten we inmiddels uit onderzoeken dat het van belang is dat jongeren een open zoektocht ondergaan (exploreren), waarbij ze (met hulp van anderen) komen tot eigen keuzes en verbondenheid (commitment). Op die manier zal een jongere zich daadwerkelijk verbonden voelen met de gevormde levensovertuiging en vanuit die identiteit kunnen handelen.

Het is een spannende vraag of deze ‘vrije zoektocht’ belemmerd wordt wanneer de school een bepaald normen- en waardenkader aanbiedt en in hoeverre dat problematisch is. De extra kaders die de Onderwijsraad stelt, vergroten de complexiteit alleen maar.