Het Mattheüseffect in de staat van ons onderwijs 28 april 2016 Door Neely Anne de Ronde

Kent u het Mattheüseffect? Deze term wordt wel geassocieerd met the rich get richer and the poor get poorer. Het verwijst naar Mattheüs 25:29: “Want een iegelijk die heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloedig hebben; maar van degene die niet heeft, van dien zal genomen worden ook wat hij heeft”.

In het recente rapport van de onderwijsinspectie de staat van het onderwijs komt dit Mattheüseffect terug. Een van de hoofduitkomsten uit het onderzoek is namelijk dat de kansenongelijkheid in het onderwijs oploopt. In het voorwoord is te lezen dat het beeld is dat bij gelijke intelligentie het voor je schoolkeuze en je schoolloopbaan steeds bepalender wordt uit welk gezin je komt. Daarin speelt de opleiding van de ouders de hoofdrol. Een voorbeeld. Timme, die hoogopgeleide ouders heeft, heeft een grote kans dat hij met een hoog advies de basisschool verlaat en later doorstroomt naar het hoger onderwijs. Sem, die net zo goed kan leren als Timme, komt uit een gezin met lager opgeleide ouders. Hij heeft een grote kans dat hij met een lager advies de basisschool verlaat. Op de middelbare school kan hij ook onderschat worden, waardoor hij niet naar het hoger onderwijs zal doorstromen. Twee vergelijkbare leerlingen, verschillende kansen. 

Taak voor de school

Inspecteur-generaal Monique Vogelzang schrijft in het voorwoord dat ze van deze trend geschrokken is en roept verschillende partijen op om deze verschillen gezamenlijk te verkleinen. Dat komt op mij een beetje over als roepen in de woestijn. We willen het misschien wel horen, of mogelijk ook niet, maar wie gaat actie ondernemen? Er ligt hier in ieder geval een taak voor het onderwijs en met name voor schoolleiders en de leerkrachten. Ik zal dat toespitsen op twee gebieden: je relatie met je leerlingen en je relatie met de ouders. 

Relatie met je leerlingen

Als leerkracht ken je je leerlingen goed. Je maakt ze mee in de klas en het is niet voor niets dat je advies als leerkracht meetelt voor het schooladvies. Uit het rapport blijkt dat dat advies nogal eens gekleurd is, waardoor leerlingen onterecht lager uitstromen. Je vormt je een beeld van je leerlingen en het is logisch dat daarin meespeelt uit wat voor gezin het kind komt. Het gaat mis op het moment dat die achtergrond leidend gaat worden in je beeldvorming. Open en eerlijk naar je leerlingen kijken betekent ook de context soms even los laten. En bespreek het eens in je team, dan ben je echt met bewustwording bezig. Op die manier kun je, zeker voor wat betreft het schooladvies, objectiever beoordelen welke gaven en talenten een leerling heeft en welk vervolg onderwijs daar het beste bij aansluit. In feite gaat Mattheüs 25 daar ook over. Het is een oproep om je gaven vooral wel te gebruiken, en niet ledig te laten liggen alsof je ze niet hebt gehad. Juist het niet benutten van je talenten maakt dat de kloof groter wordt. 

Relatie met de ouders

In dat kader is ouderbetrokkenheid ook zo belangrijk. Een leerling die goed kan leren, maar die uit een gezin met laagopgeleide ouders komt, kan zich bij een hoog schooladvies thuis niet begrepen voelen en loopt daardoor het risico alsnog op een lager niveau te eindigen. Juist die betrokkenheid en stimulans van ouders is zo belangrijk voor de schoolloopbaan van kinderen. Andersom geldt ook dat het voor hoogopgeleide ouders moeilijk kan zijn om te accepteren dat hun zoon of dochter minder goed kan leren. In beide gevallen is het belangrijk om tijdig al met ouders hierover het gesprek te voeren. Tijdig betekent niet wachten tot groep 8. Als school heb je vaak al eerder in de gaten of een leerling zich beter of juist minder goed ontwikkelt dan je op basis van de sociaal-economische achtergrond van het gezin mag verwachten. Door tijdig in gesprek te gaan, is er meer tijd om begrip op te bouwen bij ouders zodat zij hun verwachtingen ook bij kunnen stellen.

Willen we de kloof dus niet groter maken, dan moeten we ervoor zorgdragen dat leerlingen hun gaven en talenten kunnen ontplooien. Dat vraagt het kennen van je leerlingen, hen oprecht en eerlijk zien en ouders tijdig betrekken als je vermoedt dat een leerling zich anders ontwikkelt dan ouders mogelijk verwachten. Dit is een eerste stap in gezamenlijk ervoor zorgdragen dat leerlingen gelijke kansen krijgen en dat we talenten niet verloren laten gaan.