Tips voor een goede aanpak van de woordenschat bij zwakke leerlingen 10 november 2017

Er bestaan diverse woordenschatprogramma’s om leerlingen te ondersteunen bij het uitbreiden van hun woordenschat. Maar vaak laat de praktijk weinig resultaat zien. De programma's zijn vaak intensief waardoor de aanpak niet goed uit de verf komt. In deze bijdrage geven wij een aantal tips vanuit de praktijk en de nieuwste theorie.

Een belangrijke vraag vooraf is: welke woorden wil je aanleren? Hoogfrequente woorden zouden ideaal zijn, maar een vervolgvraag is: waar haal je de tijd vandaan? Je zult de woorden immers speciaal moeten aanbieden. Bovendien komen deze apart geïnstrueerde woorden niet systematisch terug waardoor ze snel weer verdampen.

Een goede aanpak van de woordenschat bij zwakke leerlingen

Tip 1: Als je woorden van de aardrijkskunde-, geschiedenis- en biologiemethode gebruikt, zijn dat woorden die een functie in de lessen hebben. Je kunt gebruik maken van de daarvoor bestemde lestijd en veel van die woorden worden herhaald doordat ze terugkomen in de repetities. Besteed daarom in de drie genoemde lessen speciaal tijd voor uitleg van de woorden.

Tip 2: Een belangrijke vraag die hierop volgt is: hoe doe je dat tijdens die lessen? We geven een voorbeeld van een meester van meer dan 50 jaar geleden. Deze meester vertelde tijdens veel lessen bij elk moeilijk woord een micro-verhaaltje. Dat verzon hij ter plekke. Hij zorgde ervoor dat in het één minuut durende vertelseltje het woord twee à drie keer voorkwam. Elke keer als hij het woord in zijn verhaaltje noemde, schreef hij een deel van het woord op. Na drie keer noemen, stond het gehele woord op het bord. De leerlingen schreven in een speciaal schrift de bord-fracties synchroon mee. Daarna ging deze meester verder met zijn zaakvak-uitleg tot hij weer op een moeilijk woord stuitte en het voorgaande zich herhaalde.

Tip 3: De ‘leerverdubbelaar’. Dit komt erop neer dat als je bij een tekst ook beelden aanbiedt, een leerling twee keer zo goed leert. Maar dit werkt alleen als je woord en beeld op de juiste manier combineert. Deze aanpak is gebaseerd op de dubbele coderingstheorie van Allan Paivio. Met deze aanpak wordt gebruik gemaakt op de visuele én auditieve opslagruimte in ons werkgeheugen. Beelden aanreiken bij gesproken teksten zijn effectief in vergelijking met beelden bij geschreven teksten. Met name bij jonge leerlingen is deze aanpak doeltreffend.
         
Kortom:
  1. Neem de tijd bij de presentatie van woord en beeld en deel deze op in kleine deeltjes.
  2. Bied beeld en tekst tegelijkertijd aan.
  3. Voorkom overbelasting van het werkgeheugen en bied een geschreven tekst niet tegelijkertijd gesproken aan.
  4. Gebruik in je woorden en beelden alleen nuttige informatie.
De ‘leerverdubbelaar’ is handig bij de uitbreiding van de woordenschat en vooral nuttig bij het langdurig onthouden van de woorden.

Wil je nog meer interessante informatie te weten komen die relevant is voor jou als ib’er? Ga dan naar onze pagina.

Meer nieuws