Je kunt meer uit je rekentoetsen halen, zowel uit de cito-lvs-toets als uit je methodetoets.
In deze bijdrage geven we een aantal tools die we in de literatuur en vooral in de praktijk tegenkwamen. Daarnaast besteden we aandacht aan het dyscalculieprotocol.
De Cito-lvs-rekentoets
Cito heeft voor haar nieuwe generatie toetsen (3.0) analysemogelijkheden ontwikkeld. Voor de digitale categorieënanalyse heb je het Computerprogramma LOVS van het Cito nodig, maar ook zonder dit programma zijn er nieuwe analyse mogelijkheden. Deze formulieren zijn te downloaden via Cito Portal.
Je kunt met de papieren formulieren:
- een analyse maken van alle rekendomeinen
- te weten komen wat de zwakke kanten zijn
- te weten komen dat deze zwaktes ook absoluut zwak zijn
- niveaugroepjes voor een bepaalde categorie samenstellen
De
werkgroep legt je graag uit hoe je deze formulieren kunt gebruiken.
De rekenmethodetoets
Je kunt een bloktoets (rekenmethodetoets) op drie momenten afnemen:
- voorafgaande aan het blok
- halverwege het blok
- aan het eind van het blok.
We bespreken de drie momenten.
Vooraf
Als je de toets vooraf laat maken kom je te weten welke leerling wat kan. Je weet dan welke leerlingen bepaalde stof niet hoeven te krijgen en welke leerlingen behoefte hebben aan extra uitleg Voor adviezen verwijzen we naar het boek ‘Voorkom (ernstige) rekenproblemen’ van Ceciel Borghouts.
Halverwege
Zwakke rekenaars kunnen halverwege het blok laten zien welke sommen van de toets ze al kunnen maken. Dat doen ze met potlood. Wanneer je deze toets nakijkt laat je de goede antwoorden staan en gum je de foute antwoorden weg.
Voordelen van deze manier van werken zijn:
- het kind kan al vroegtijdig laten zien wat het wèl kan
- het kind kan al vroegtijdig laten zien wat het niet kan en daar nog vragen over stellen
- dat je weet op welke onderdelen nog extra aandacht nodig is
- een extra signaal naar thuis geven
- bij het uiteindelijke toetsmoment hoeven alleen de overgebleven sommen gemaakt te worden.
Aan het eind
Dit is de gebruikelijke manier van toetsen aan het einde van een hoofdstuk. Becijfering doe je aan de hand van de richtlijnen uit de handleiding.
dyscalculieprotocol
Vanaf dit cursusjaar is elke school verplicht het dyscalculieprotocol te volgen. Vooral bij leerlingen die op de Cito-rekentoets een eerste E hebben gehaald is het onderstaande van belang.
Stemt een onvoldoende op een toetsopgave overeen met jouw bevindingen bij dat onderdeel in de les en/of bij rt? Als dat niet zo is kun je de toetsopgave nog eens laten maken of er van uit gaan dat het toetsonderdeel officieel onvoldoende is maar feitelijk beheerst wordt.
Ga bij een onvoldoende toetsopgave na om wat voor soort berekening het gaat. We maken onderscheid in:
- recht-toe-recht-aan-rekenen (veelal bij kale sommen)
- (wat) ingewikkelder rekenwerk (vaak bij contexten).
Een onvoldoende bij ingewikkelder rekenwerk reken je minder zwaar aan.
Zodra een leerling bij twee bloktoetsen te veel onvoldoendes op de verschillende toetsopgaven heeft, moet je overwegen bij hem/haar het dyscalculieprotocol te starten. Wanneer is er ‘teveel onvoldoende in een bloktoets’? Als vuistregel hanteren we: meer dan 40% onvoldoende.
Meer informatie
Heb je een leerling waarbij je dyscalculie vermoedt of wil je meer informatie? De
werkgroep dyscalculie is je graag van dienst.