De Educatieve Levensbeschouwelijke Alliantie in beweging! 22 juni 2022

Eén voor één lichten de deelnemerschermen op. We komen bij elkaar in de periode dat er nog een aantal coronamaatregelen gelden. Via de Teamsverbinding verschijnen Klaas Tippe, projectleider Educatieve Levensbeschouwelijke Alliantie (ELA) en manager LVO bij Driestar educatief, Christine de Heer, eveneens projectleider ELA en docent bij de CHE en Klaas Veldman, leerkracht van groep 7 en Teacher Leader vanuit de VIAA. Gezamenlijk voeren we het gesprek over de recent opgerichte Educatieve Levensbeschouwelijke Alliantie.

Wat is de Educatieve Levensbeschouwelijke Alliantie (ELA)?

Christine: “ELA is een alliantie met drie hogescholen en zes universiteiten waarin we samenwerken in het opleiden van leraren. Dat doen we op basis van levensbeschouwing. Dat is soms een levensbeschouwing vanuit christelijke identiteit, maar kan ook vanuit een ander waardenkader plaatsvinden. Het begrip ‘normatieve professionaliteit’ is daarbij een belangrijke samenbindende factor. We willen professionals opleiden tot weerbare en kundige professionals die kunnen omgaan met een verscheidenheid aan waardenkaders en overtuigingen, juist in de klas.”

Klaas Tippe vult aan: “Vanuit het bestuursakkoord kregen hogescholen en universiteiten de opdracht om het onderwijs samen met het veld te organiseren in de regio. Hier ontstond voor ons een knelpunt, het onderwijs op basis van levensbeschouwing is niet regionaal in te delen. Daar geeft ELA een antwoord op: een alliantie met een landelijke dekking. Onze gemeenschappelijke drijfveer bevindt zich in een maatschappelijk probleem, de aanpak van het lerarentekort. Het gaat daarbij om het opleiden van kwalitatief kundige leraren. Naast kwaliteit is er dus ook aandacht voor normativiteit.

Klaas Veldman onderstreept het belang van de ELA. “De tekorten in de westkant van Nederland zijn echt heftig. Maar ik merk nu dat ook gebieden die meer in het oosten van het land liggen meer en meer te maken krijgen met een tekort aan goed geschoold personeel”.

Hoe kan ELA in bijdragen aan een urgent probleem als het lerarentekort?

Klaas Tippe: “Ik denk dat je dit probleem als hogescholen en universiteiten niet zomaar kunt oplossen, je hebt daar echt het werkveld voor nodig en zult het gezamenlijk moeten aanpakken. Daarom hebben we vanaf het begin af aan direct onze samenwerkingsverbanden bij dit initiatief betrokken. Het mooie is dat onze partners ieder een heel eigen kleur (kunnen) geven aan de normatieve professionaliteit van de leerkracht. Hoewel we dat met drie hogescholen (CHE, VIAA, DE) vanuit een christelijke overtuiging doen, zijn er ook partners die vanuit een andere bron de normativiteit van de professional inkleuren. We leren leerkrachten nadenken over vragen als: wie ben ik, hoe ben ik, en hoe handel ik dan? Er ontstaat dan ruimte voor intrinsieke motivatie, ruimte om moeilijke vraagstukken op scholen bespreekbaar te maken, en je eigen antwoord te vinden. Dat zorgt ervoor dat het beroep van leerkracht aantrekkelijker wordt, maar ook dat leraren behouden blijven voor het onderwijs.”

Christine: “Dat is hard nodig; want de instroom van nieuwe leraren is te beperkt én de uitstroom is groot. Daarom moeten we ons extra focussen op deeltijders en zij-instromers. Een beter imago van het onderwijs kan daarbij helpen.”

Verdieping, verrijking en het beroepsprofiel

Christine: “Vorming is een hot item. Er ligt een expliciet vraagstuk van scholen rond dit thema. Bovendien is er vanuit de literatuur veel aandacht voor brede vorming. Naast kwalificatie komt er steeds meer aandacht voor socialisatie en subjectificatie. Het helpt om hier een voor de achterban herkenbaar beroepsprofiel aan te koppelen. De christelijke hogescholen hebben hiervoor ieder een beroepsprofiel ontwikkeld vanuit hun christelijke signatuur, maar ook andere partners hebben een dergelijk beroepsprofiel of werken daaraan. Het werken vanuit een herkenbaar beroepsprofiel geeft richting aan het opleiden en professionaliseren van leraren. Het maakt duidelijk waar je met elkaar voor staat en naar toe wilt. Op die manier kan verdieping en verrijking worden vormgegeven, passend bij wat er binnen de school gaande is.”

De bijdrage van ELA aan het werkveld

Klaas Tippe: “Samen met de verschillende werkgroepen die we onder de ELA-vlag hebben opgericht werken we hard aan de verschillende ambities die we onszelf gesteld hebben in het projectplan. Zo werken we aan een versnelde doorstroming naar het eerstegraadsgebied. Ook proberen we een gemeenschappelijk taalveld te realiseren, bijvoorbeeld voor titelfuncties als schoolopleider of werkplekbegeleider, etc een gelijke lading te laten dekken. In de praktijk blijkt dat verschillende opleidingsscholen verschillende taalvelden hebben, wat communicatie en vooral integratie sterk bemoeilijkt.“

Klaas Veldman vult aan: “De meerwaarde van ELA in het werkveld zie ik ook in het toespitsen van kennis op de praktijk. Niet alleen beschrijven in mooie, goed opgemaakte papers, maar ook verzilveren in masterclasses, bespreekbaar maken en zo voeling houden. Wat speelt er in het werkveld en wat doet dat met onderzoek en vice versa? Als leerkracht zul je dan in de ontwikkelmodus moeten gaan staan, en actief op zoek moeten naar voeding. Een professionele leergemeenschap (PLG) vormt daarvoor een prachtig middel, waarin professionals met elkaar het gesprek aan kunnen gaan en met en van elkaar leren.”

En hoe ziet de bijdrage er de komende maanden uit?

Klaas Tippe: “We zitten nog in de opstartfase van de ELA. We zijn bezig met het uitwerken en prioriteren van onze ambities. Hoog op het prioriteitenlijstje staat een werkveldcommissie, een groep mensen die vanuit het werkveld met ons meedenkt over en mogelijk ook mee ontwikkelt met de plannen die we hebben. Daarom spreken we hierover met onze netwerken rond samen opleiden en professionaliseren, of op congressen, zoals de onlangs weer georganiseerde week van samen opleiden en professionaliseren. We merken nu dat we veel stilstaan bij de initiële opleiding tot startbekwame leerkracht, maar willen samen met het werkveld kijken hoe we nu juist in de inductiefase en daarna kunnen ondersteunen. Kennisdeling en uitwisselen ‘wat werkt’ kan daarbij helpen.”

Hoe creëer je betrokkenheid bij werkveld?

“Het helpt om een gemeenschappelijke ‘vijand’ te hebben. In dit geval is dat het terugdringen van het lerarentekort door enerzijds behoud van goed personeel en anderzijds het aantrekken van nieuw talent. We ervaren een grote werkdruk, maar zijn tegelijkertijd ook gezamenlijk verantwoordelijk voor opleiding en begeleiding. We willen toewerken naar een dynamische samenwerkingsvorm die niet voorschrijvend is, maar wel structuur kan bieden; zowel op inhoudelijk als procedureel vlak.”, aldus Klaas Tippe.

En hoe zit het met de financiële middelen?

Christine: “Er is op dit moment sprake van een oerwoud aan initiatieven en subsidies. Met afkortingen als RAL (Regionale Aanpak Lerarentekort) en RAP (Regionale Aanpak Personeelstekort), de opvolging daarvan, geldstromen via SO&P en nu de allianties. Vaak zijn dit geldstromen van tijdelijke aard. Met de ELA willen we er juist naartoe werken dat we samen met het werkveld één loket krijgen, met goede mogelijkheden voor subsidieaanvraag, studiemogelijkheden en het bij elkaar brengen van vraag en aanbod.”

Uitdaging

Met elkaar willen we de ELA én de doelstellingen die we nastreven bekend maken onder een breder publiek. We hopen leraren gemotiveerd te krijgen met onze praktische doelstellingen omtrent bijvoorbeeld burgerschapsonderwijs en zingeving. Daarmee willen we het beroep van leraar aantrekkelijker maken en leraren behouden voor het onderwijs!

Meer nieuws