Christelijke pedagogen uit het verleden: wat hebben ze ons te zeggen? 5 juni 2018

Over christelijke opvoedkunde is in het verleden grondig nagedacht. Veel resultaten van dat denkwerk zijn nog volop actueel. Vanuit dat uitgangspunt start Driestar hogeschool in Gouda een cursus christelijke pedagogiek. „Niet alleen voor leraren; ook anderen kunnen er hun voordeel mee doen.” Lees het artikel uit het Reformatorisch Dagblad.

Studenten die aan andere hogescholen of een universiteit studeren, maken meestal geen kennis meer met christelijke pedagogiek en de wortels ervan, zegt cursusleider drs. C.W. Schimmel. „Ik heb het zelf ook gemist toen ik de avondstudie pedagogiek volgde.”

Hij begon daarmee zodra hij in 1976 voor de klas terechtkwam. Na ruim 22 jaar basisonderwijs stapte Schimmel in 1999 over naar het Hoornbeeck College in Amersfoort. Behalve pedagogiek doceert hij daar psychologie en didactiek. Vanaf 1985 gaf hij ook les aan de Cursus Godsdienstonderwijs van de Gereformeerde Gemeenten, waar hij momenteel nog opvoedingsavonden verzorgt. Sinds 2004 doceert Schimmel aan de deeltijdopleiding pedagogiek aan Driestar hogeschool.

Al die jaren hield het gedachtegoed van vroegere christelijke pedagogen hem bezig. In de nieuwe cursus krijgen ze aandacht: H. Bavinck, Ph. A. Kohnstamm, J. H. Gunning, J. Waterink en W. ter Horst. „We gaan na wat zij ons in de huidige tijd te zeggen hebben. Wetenschappers beschouwen het gedachtegoed van christelijke pedagogen als achterhaald. Wie vandaag aan de dag nog vanuit vastomlijnde Bijbelse kaders wil nadenken over pedagogische vraagstukken, plaatst zichzelf al snel buiten de wetenschappelijke discussie. Maar is daar eigenlijk wel reden voor? Hoe wetenschappelijk is de niet-christelijke pedagogiek?”

Cursusavonden

Tijdens de eerste van de vijf cursusavonden komen doel en betekenis van de christelijke pedagogiek en het verschil met niet-christelijke pedagogen aan de orde. „Pedagogische denkers van een eeuw geleden functioneerden in een andere context. Een deel van hun werk is gedateerd, andere dingen nemen we niet over, maar bepaalde kernnoties in hun geschriften zijn nog onverminderd belangrijk.”

De tweede avond wordt er nagedacht over de pedagogische consequenties van het Bijbelse mens- en kindbeeld. Begrippen zoals gezag en gehoorzaamheid wil Schimmel tijdens de derde avond duiden vanuit Bijbelse waarden en normen.

De vierde avond staat gewetensvorming centraal: hoe krijgen waarden en normen gestalte in de opvoeding. Als vijfde volgt de godsdienstige vorming. „Ik stel bij dit thema ook een begrip als indoctrinatie aan de orde, vanwege het verwijt dat orthodoxe christenen daarover nogal eens krijgen. Inscherpen is al een term die veel positiever klinkt. Doet elke opvoeder dat niet, ook een niet-christelijke?”

Voor leerkrachten die aan de Driestar zijn opgeleid betekent de cursus een verdieping van hetgeen ze tijdens hun studie hebben meegekregen. Ook belangstellenden die de christelijke pedagogen niet eerder bestudeerden of studenten die verrijking van hun opleiding zoeken, kunnen tijdens de leergang aan hun trekken komen.

Publicaties

De cursus kan volgens Schimmel bijdragen aan een verdere doordenking van de christelijke opvoeding. Drs. D. Vogelaar, voormalige rector van de Pieter Zandt scholengemeenschap in Overijssel en Flevoland, zei in 2013 in een interview met DRS Onderwijsmagazine dat het reformatorische onderwijs in de jaren tachtig het Bijbelse mensbeeld heeft beschreven en de cultuurbeschouwing heeft uitgewerkt, maar aan uitwerking van de pedagogiek nooit is toegekomen. Het is mooi dat hier binnen het onderzoekscentrum van Driestar educatief aan gewerkt wordt door Prof. Bram de Muynck, Dr. Bram Kunz en Drs. Henk Vermeulen. Dit zal onder andere resulteren in een hanboek Christelijk leraarschap.

Schimmel schreef zelf in 2012 dat de publicaties van Vogelaar, C. Bregman en ds. M. Golverdingen „voldoende bouwstenen voor een verdere pedagogische gedachtevorming” bieden. „Pedagogen zullen op zoek moeten gaan naar een antwoord op de vraag wat nu precies verstaan moeten worden onder een christelijke opvoeding(spraktijk) en waarin deze zich onderscheidt van een niet-christelijke.”

Een doorwrochte pedagogische studie is er nooit gekomen, daarom is het mooi dat vanuit Driestar een leerstoel christelijke pedagogiek is gevestigd aan de TUA, zegt Schimmel. „Dat is wel een leemte. Het kan christelijke opvoeders helpen en naar buiten toe onze drijfveer duidelijk maken. Er is natuurlijk wel over christelijke opvoeding nagedacht en er zijn allerlei artikelen over verschenen, maar in de drukte van alledag komen we soms onvoldoende aan bezinning toe. Het werk van vroegere pedagogen kan ons daarbij helpen. Er staat in hun teksten veel wat voor ons nog steeds een leidraad kan zijn.”


Prof. dr. H. Bavinck (1854-1921)

„Zo verkeert de moderne pedagogiek in een innerlijke tegenstrijdigheid. Tussen pessimisme en optimisme slingert zij heen en weer. Zij kan de macht der zonde niet loochenen, want de ellende is rondom zo onuitsprekelijk groot; en zij moet ze toch loochenen want anders vermoordde zij zichzelf en gaf alle moed tot de arbeid en alle hoop voor de toekomst op (...).

Er is maar één verzoening van dit conflict: het kruis van Golgotha. De pedagogiek die dit kruis veracht, weet niet wat zij doet. Zij versmaadt de lamp voor haar voet, het licht op haar pad en wandelt in duisternis rond.”

(”Pedagogische beginselen”, 1904)


Prof. dr. Ph. A. Kohnstamm (1875-1951)

„En daarmede ben ik gekomen aan het centrale punt, het essentiële van alle christelijke opvoeding. Niet op vrees moet zij zijn gebaseerd, maar op het: Vreest niet. En dat kan zij, als zij haar eigenlijke taak begrijpt: het kind naar de mate van zijn groeiend bevattingsvermogen in aanraking te brengen met Hem, die dit woord heeft gesproken en die het alleen kracht vermag te geven.”

(”Persoonlijkheid in wording”, 1929)


Prof. dr. J. H. Gunning Wzn. (1859-1951)

„De ganse pedagogiek is vol antinomieën (tegenstrijdigheden, red.), maar dit is de speciale antinomie der christelijke pedagogiek, en zij is de geweldigste van alle: de absolute verantwoordelijkheid en de volkomen machteloosheid van de opvoeder.

Is er een oplossing dezer antinomie? Ja toch! Zij ligt hierin: De christen-opvoeder is er een, die bidt... In het gebed smelten ons gevoel van absolute verantwoordelijkheid en absolute machteloosheid samen in het gevoel van absolute afhankelijkheid.”

(”Verzamelde pedagogische opstellen”, 1911)


Prof. dr. J. Waterink (1890-1966)

„Wanneer wij uitgenodigd zouden worden een omschrijving in één zin te geven, dan zouden wij het liefst dit aldus doen, dat wij het doel van de opvoeding definieerden als de vorming van de mens tot zelfstandige, God naar Zijn Woord dienende persoonlijkheid, geschikt en bereid al de gaven, die hij van God ontving, te besteden tot Gods eer, en tot heil van het schepsel, in alle levensverbanden, waarin God hem plaatst.”

(”Theorie der Opvoeding”, 1951)


Prof. dr. W. ter Horst (1929-2018)

„Hier stoten we op de noodzakelijke speerpunt van de christelijke opvoeding in een post-christelijke samenleving. Het vuur van de liefde ontsteken in de harten van kinderen. Dat dit kan, is een gave en dus ook een opgave (...).

Alleen vuur kan vuur ontsteken. Wat inhoudt dat liefde die niet ook uitstralend is en aanstekelijk werkt, niet echt iets van binnen met mensen doet. Hun hart wordt niet geraakt, er is geen moment of being, geen beleving, geen geheim, geen verwondering, geen ontluikend richtingsbesef. Dat ontsteken van vuur is om te beginnen een taak van hen die een kind het naast staan; de echte ouders.”

(”Christelijke pedagogiek als handelingswetenschap”, 2008)


Dit artikel is op 5 juni 2018 gepubliceerd in het Reformatorisch Dagblad. Klik hier voor meer informatie over de cursus en meld je aan.

Meer nieuws