Beetje bij beetje met steeds vijf kaartjes (BBB-5) 13 oktober 2014

In de begeleiding van kinderen die werken volgens het dyscalculieprotocol merken we dat ze vrijwel allemaal moeite hebben met memoriseren en automatiseren. werkt.




In de tweede fase van dat protocol, waarin ze op een speciale wijze met de rekenmethode omgaan, adviseren we dan ook altijd de bbb-5-aanpak. In deze bijdrage leggen we uit hoe die werkt.

Memoriseren en automatiseren

Even vooraf: we maken onderscheid tussen memoriseren en automatiseren. Bij memoriseren moet je direct het antwoord weten en bij automatiseren mag je nog heel even nadenken (één à twee seconden) voor je het antwoord weet. Memoriseersommen zijn de optel- en aftreksommen tot en met 10 en de tafels. Automatiseersommen zijn de sommen van de typen 8+4 en 12-4.

Snel, Goed en Permanent

Eerst ga je de optelsommen t/m 10 inventariseren. Als je dit gedaan hebt, weet je welke sommen ze Snel, Goed en Permanent beheersen (de sgp’ers) en welke niet (de niet-sgp’ers). Je maakt van àl deze sommen kaartjes (op de voorkant de som, op de achterkant het antwoord). De sgp’ers berg je systematisch op in (bijvoorbeeld) een bakje en de niet-sgp’ers ook.
 
Je neemt vijf kaartjes van niet-sgp’ers en laat de leerling daar als volgt een week mee oefenen. Tijdens elk dagdeel van de week (morgen, middag) krijgt de leerling steeds vijf minuten de tijd om samen met een maatje ergens in de klas te oefenen. Dit gebeurt niet onder, maar buiten de rekenles. Zowel de ‘oogpoort’ als de ‘oorpoort’ worden gebruikt. De oogpoort: het maatje laat steeds een kaartje zien en de leerling fluistert het antwoord. De oorpoort: het maatje fluistert de som en de leerling fluistert het antwoord. Gedurende vijf minuten kunnen ze enkele oogpoort- en oorpoortrondes afwerken. Gaandeweg al sneller.
 
Aan het eind van de week check je als leerkracht welke van deze sommen sgp’er zijn geworden. De sgp’ers stop je in het sgp-bakje. De niet-sgp’ers zijn voor het nieuwe oefenstapeltje dat tot vijf kaartjes aangevuld met kaartjes uit het niet-sgp-bakje. Met dit nieuwe stapeltje van vijf kaartjes oefent de leerling de komende week samen met het maatje op de eerder beschreven manier.

Herhaling

Aan het eind van de week doe je hetzelfde als wat je de vorige week deed – zie de alinea hierboven. De niet-sgp’ers van het oefenstapeltje stop je in het niet-sgp-bakje.
 
Dan zijn er twee weken voorbij. Je gaat nu het sgp-bakje checken. Mogelijk blijken enkele sommen geen sgp’er meer te zijn: de leerling is ze vergeten. Met al deze sommen gaat de leerling samen met het maatje weer een week aan de slag. De kaartjes gaan aan het eind van die week weer in het sgp-bakje.
 
Dan oefent de leerling weer twee weken met steeds vijf kaartjes uit het niet-sgp-bakje zoals in het voorgaande is beschreven. Na die twee weken volgt weer een check van het sgp-bakje met een week her-oefenen van deze kaartjes.
Er is dus sprake van een cadans: twee weken niet-sgp’ers oefenen, een week sgp’ers die geen sgp’er zijn gebleven herhalen, twee weken niet-sgp’ers oefenen, een week sgp’ers die geen sgp’er zijn gebleven herhalen, enzovoort.
 
Als de leerling alle optelsommen t/m 10 op memoriseerniveau beheerst, gaat hij de aftreksommen t/m 10 op dezelfde manier oefenen. Zitten die erin, dan volgen of de tafels of de automatiseersommen.
 
Elke derde week is dus een herhaalweek. Check en herhaal niet alleen de sommen uit het sgp-bakje van dat moment, maar óók die van het ‘vorige’ sgp-bakje. Dus: als je met de aftreksommen t/m 10 bezig bent, check en herhaal je ook optelsommen t/m 10 van het sgp-bakje.
 
Vaak gebeurt het dat de leerling de sommen binnen een week beheerst. In principe zou je dan al eerder een nieuw oefenstapeltje kunnen geven. In de praktijk komt het daar niet van.
 
Herhalen is in deze aanpak van levensbelang. Doe je dat niet, dan is er weinig kans op voldoende effect. Doe je dat wel, dan is die kans haast gegarandeerd. (Het record staat op naam van een meisje uit Noord-Holland: ze deed er vier jaar over. Pas toen zat alles er snel en goed en permanent in.)
 
Vraag vooraf niet alleen of het maatje bereid is, maar pols ook de ouders van het maatje. Vaak heeft het werk van het maatje het karakter van seizoensarbeid. Bijvoorbeeld: van de zomervakantie tot de herfstvakantie maatje A, tot de kerstvakantie maatje B, tot de voorjaarsvakantie maatje C, tot de meivakantie weer maatje A en tot de zomervakantie weer maatje B.

Tenslotte:

- Hoe lang moet je herhalen? Dat is niet precies aan te geven. Vertrouw de zaak in ieder geval nooit. Dat betekent: ga er heel lang mee door.
- Ga deze training niet doen bij rt. Dat is zonde van de rt-tijd.
- In het begin vergeet je vaak dit oefenen elk dagdeel te laten doen. Wees er alert op.
 
C.C. Geluk
(orthodidact)
 
Wil je nog meer interessante informatie te weten komen die relevant is voor jou als IB’er? Klik dan op deze link.

Meer nieuws