Persoonsvorming na een zelfmoordaanslag 19 januari 2017 Door Bram de Muynck en Elsbeth Visser

Een van de dingen waar christelijk onderwijs in uit moet blinken, is de persoonsvorming van de leerlingen. Hiermee bedoelen wij dat leerlingen opgroeien tot stabiele mensen die hun verantwoordelijkheid voor het aangezicht van God leren nemen.

Maart 2016. Het gebeurt in de tweede klas vmbo van een reformatorische school. De leerlingen komen druk pratend binnen. Ze hebben het over de aanslag op het vliegveld Zaventem, juist twee dagen geleden. „Mijn vader is er vorige week nog geweest”, zegt de één. „Die moslims moeten ze het land uit gooien”, roept een ander.

Als iedereen stil is zegt de lerares Nederlands, mentor van deze klas, dat ze dit keer een psalm leest die afwijkt van het rooster: Psalm 91. „Die in de schuilplaats… Gij zult niet vrezen voor de schrik des nachts, voor de pijl die des daags vliegt.” De leerlingen merken waar hun lerares haar rust vindt. Het is meer dan gemiddeld stil tijdens het gebed. Geen angst maar een schuilplaats, onheil om ons heen… niet wankelen…

De dagopening is achter de rug. „We gaan vandaag niet uit het boek werken, maar ik wil het hebben over Zaventem. Ik ben hier helemaal ondersteboven van.” Ze schrijft een paar woorden op het bord: angst, pestilentie, pijl des daags. Algauw ontspint zich een gesprek, over wanneer je bang bent, waar je op vertrouwt. Maar dan wil iemand het gaan hebben over de aanslagplegers: „Waarom kan de regering niet zorgen dat islamieten hier niet wonen?”

Wat er tijdens dit eerste lesuur gebeurt, heeft alles te maken met onderwijs en persoonsvorming. Deze lerares durft haar vormingstaak serieus te nemen. Ze durft het aan om met de klas iets te bespreken wat van het rooster afwijkt. Ze durft het ook aan om over een controversieel thema te beginnen. Ze gaat een open gesprek aan, waarbij de leerlingen ook hun inbreng hebben. We zeggen met opzet: ze durft. Want wat deze leraar doet is niet vanzelfsprekend. Als je aan leraren vraagt of ze het afgelopen jaar aandacht hebben besteed aan zelfmoordaanslagen, is het antwoord meestal ontkennend. Het past eenvoudigweg niet in het curriculum. Het boek moet uit. Of men durft niet een gesprek aan te gaan, omdat het dan een chaos wordt. Of men is bang dat ouders het niet goed zullen vinden.

Toch zijn het juist leraren die hier een geweldig belangrijke en mooie taak hebben. Een van de dingen waar christelijk onderwijs in uit moet blinken, is de persoonsvorming van de leerlingen. Hiermee bedoelen wij dat leerlingen opgroeien tot stabiele mensen die hun verantwoordelijkheid voor het aangezicht van God leren nemen. Bij het bijdragen aan die vorming komt heel wat kijken: bevorderen van zelfstandig denken en zelfstandige keuzes te maken, aandacht voor veiligheid in de klas, maar ook –en dat is hier aan de orde– het ontwikkelen van een visie op mens en maatschappij. Voor al deze aspecten biedt de actualiteit van het kleine en grote wereldnieuws uitstekend leermateriaal.

Het bovenstaande voorbeeld laat zien hoe dit kan. De lerares laat iets blijken van haar persoonlijke betrokkenheid op het wereldnieuws. Het is haar niet onverschillig wat er gebeurt. Maar ze is ook in staat om de leerlingen er direct bij te betrekken. De leerlingen voelen aan: het gaat ergens over! Dit is het moment waarop de aandacht te vangen is en waar de vragen leven. Dit is ook het moment waarop een leraar iets kan delen van zijn of haar kennis en inzichten, het moment waarop blijkt dat het geloof met het dagelijks leven te maken heeft. En dan blijkt het vak Nederlands ineens niet ver weg. Dit onderwerp heeft alles met de betekenis van woorden te maken en met het leren argumenteren.

Waarom is juist een leraar zo belangrijk voor de persoonsvorming van leerlingen? Een van de redenen is dat een leraar iets kan doen wat voor ouders betrekkelijk moeilijk is. In een schoolse omgeving kun je leerlingen laten nadenken over argumenten, je kunt alternatieve visies voor het voetlicht halen en kun je hen met elkaar laten discussiëren over controversiële opvattingen.

Bij persoonsvorming gaat het erom dat leerlingen ontdekkingen doen. Ze leren zien dat de dingen niet vanzelfsprekend zijn. Als leraar kun je dat stimuleren door je oordeel uit te stellen. De lerares had bij de dagopening gelijk kunnen zeggen wat zij vindt van de islam. Ze had haar uitleg ook kunnen uitstellen en gaandeweg de les een stelling op kunnen hangen: „Aanslagen zijn niet de schuld van de islam.” Ze kan ervoor kiezen om de leerlingen daarover te laten discussiëren en vervolgens een uiteenzetting te geven over hoe ze er zelf over denkt. Ze kan dat laatste ook nog langer uitstellen en de leerlingen vragen om er eerst verder over na te denken. Dat kan voor leerlingen even frustrerend zijn, omdat ze niet gelijk van de lerares horen wat de goede antwoorden zijn. De lerares kan ook de opdracht geven om de ouders te interviewen en daar een verslag te laten maken. De volgende keer kan ze de opbrengsten inventariseren. Daarna bespreekt ze wat de antwoorden betekenen in het licht van de Bijbel.

Bezig zijn met vorming betekent dus dat je in meerdere opzichten geduldig bent. Je moet je inhouden met iets wat je als deskundige leraar graag doet, namelijk uitleggen hoe het allemaal in elkaar zit. Niet gelijk het antwoord krijgen betekent dat leerlingen zelf moeten nadenken. Het vereist ook geduld te hebben met de methode. Je moet het aankunnen om het boek het boek te laten en een plek willen geven aan de reflexen van leerlingen op de gebeurtenissen uit het nieuws. Maar iets willen betekenen voor persoonsvorming betekent ook dat je zelf blijft nadenken en blijft studeren. De belangrijke en mooie vormingstaak van de leraar begint bij het lezen van de krant.

Prof. dr. A. (Bram) de Muynck is lector bij Driestar hogeschool en bijzonder hoogleraar christelijke pedagogiek aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Dr. E. (Elsbeth) Visser-Vogel is onderzoeksdocent in de opleiding ”Master leren en innoveren” en onderzoeker bij het onderzoekscentrum van Driestar educatief. Dit artikel verscheen eerder in het Reformatorisch Dagblad.