Hoe het maken van een boomhut je kan helpen bij het differentiëren. 10 mei 2020 Door Martijn Schumacher, onderwijsadviseur

Zijn de verschillen tussen de leerlingen de afgelopen periode toegenomen? Is er bij een gedeelte van hen sprake van een onderwijsachterstand? Was het thuisonderwijs voor een deel van de leerlingen ook geen heerlijke periode? Heerlijk je eigen planning maken, niet wachten op andere leerlingen, fijn doorwerken zonder gestoord te worden en bij een vraag was je vader of moeder binnen handbereik.

Op deze laatste vraag kunnen we volmondig ja zeggen. Ook deze leerlingen komen straks weer naar school. Heerlijk om ook hem of haar weer in de klas te hebben. Tegelijkertijd ben je ook benieuwd hoe het met Patrick gaat die de spellingsregels er maar niet in krijgt. Zijn moeder zei dat ze er hard aan gewerkt hebben. Maar tijdens het laatste videogesprek met hem, kreeg je het idee dat hij nog niet veel vorderingen heeft gemaakt. En Daan, zou hij de tafels al kennen? Zelf zei hij twee weken geleden dat hij veel op de computer aan het oefenen is. Hij vertelde toen ook dat hij samen met zijn broer een grote boomhut aan het maken is. Ze mogen het gereedschap van hun vader gebruiken. Jij mag ook langskomen. Zou Esmay nog steeds zo veel moeite hebben om aan het werk te gaan?

Zijn de verschillen tussen de leerlingen toegenomen? Ongetwijfeld! Wat hebben ze veel geleerd, dankzij school en ondanks school. Als leerkrachten sta je weer voor de uitdaging om aan te sluiten bij iedere leerling en hen een stapje verder te helpen. De vaardigheid ‘differentiëren’ is voor iedere leerkracht ook nu weer van belang, evenals een half jaar geleden. Hieronder een aantal handreikingen om de beginsituatie te bepalen om daarmee tegemoet te komen aan de verschillende onderwijsbehoeften:

  • Erken dat er verschillen zijn.

Niet alleen in niveau, maar ook in concentratie, werkgeheugen en motivatie. Daar komt nog bij dat alle leerlingen in de klas erg veel informatie over zich heen krijgen, via alle zintuigen die ze hebben. Het capaciteit van het werkgeheugen, om met deze prikkels aan de slag te gaan, is beperkt. Door onderzoek weten we dat we na een uur, 50% van dat wat we gehoord hebben, nog weten. In onderstaande grafiek (vergeetcurve van Ebbinhaus) is dit weergegeven.

Cruciaal hierin is het herhalen en het blijven herhalen, aanbieden in kleine stapjes en de volgende les beginnen waar je de vorige les geëindigd bent.
  • Waar sta ik nu, waar ga ik naar toe?

Bied de leerling zicht in waar hij nu staat en waar hij naar toe gaat. Dit kan op lesniveau, blokniveau, enzovoort.  De start van de les is hierbij van cruciaal belang en begint met een inventarisatie wat de leerlingen van een onderwerp al weten. “Deze les gaan jullie leren wat het werkwoordelijk gezegde in de zin is. Voor ik dit ga uitleggen, ga je eerst aan je buurman of buurvrouw uitleggen wat een persoonsvorm is. Als je twijfelt, pak je de aantekeningen van de vorige lessen erbij.” Het nieuwe onderdeel is het werkwoordelijk gezegde, de persoonsvorm is hier een belangrijk onderdeel van. Dit kunnen ze al opzoeken in de zin, omdat je hier al meerdere keren aandacht aan besteedde in de les. Tegelijkertijd, met de vergeetcurve in je achterhoofd, weet je dat het belangrijk is om al aanwezige kennis ‘naar boven te halen.’
  • Niet voor de leerlingen denken

Niets is zo frustrerend om aan het einde van de les of aan het einde van de dag er achter te komen dat een aantal leerlingen de les niet begrepen hebben. Tijdens de les is het van belang de leerlingen te volgen. Wanneer leerlingen hebben aangetoond dat ze de les begrepen hebben en het lesdoel behaald hebben, zijn ze klaar voor de verwerking. De anderen kunnen meedoen met de verlengde instructie. Hierbij differentieer je op basis van het bewijs dat leerlingen aanleveren. Dit is op een makkelijke manier vorm en inhoud te geven door geregeld controlevragen te stellen en alle leerlingen na te laten denken. De antwoorden laten ze middels een wisbordje aan jou zien.
  • Zeg wat je doet

Een toetsuitslag zonder grondige analyse, is in veel gevallen geen goede raadgever om te differentiëren. In de meeste gevallen wordt het hoofdstuk getoetst dat behandeld is en zegt niet veel over de les van nu. Daarnaast zeggen de antwoorden die de leerlingen hebben opgeschreven niet alles. Eén plant kost €2,00. Je koopt drie planten, hoeveel moet je betalen? Wanneer je de drie getallen in deze opgave optelt kom je op 6; wanneer je de opgave op de juiste manier uitrekent, kom je op 6. Twee verschillende manieren met hetzelfde antwoord. Laat leerlingen daarom altijd verwoorden hoe ze aan het werk zijn gegaan.
  • Gebruik je professionaliteit

Ook als leerkracht krijg je veel informatie en gegevens over de leerlingen, maar vergeet je eigen professionaliteit niet. Als leerkracht ken je samen met de ouders je individuele leerlingen het beste. Blijf daarom investeren in de persoonlijke contacten en gesprekken met de leerlingen. Dit kunnen diagnostische gesprekken zijn, om zodoende nog beter  in kaart te krijgen wat er in het hoofd allemaal gebeurt. Dit kunnen ook persoonlijke gesprekken zijn waarbij je samen met de leerling in kaart brengt waar hij nu staat, wat hij aan het einde van de opdracht of het hoofdstuk moeten kennen en kunnen. Bespreek daarbij samen welke weg hier voor nodig is. En met Daan kun je gelijk een afspraak maken om langs te komen in zijn boomhut. Zou hij al doorhebben hoeveel hij tijdens het zagen en timmeren gerekend heeft?

Bovenstaande handreikingen zijn een onderdeel van het zogenaamde formatief handelen. In een volgende blog schrijf ik hier meer over.