Bijbelstudies voor schoolteams in crisistijd 8 april 2020 Door A. (Bram) de Muynck

Een van de dingen die je mist in deze crisistijd is de bezinning met je team. De regelmatige momenten rondom de Bijbel en met gebed tijdens de weekopening of de teamvergadering zijn weg. De komende weken publiceren we wekelijks een Bijbelstudie die geschikt is voor bezinning als team. Vandaag: 1 Thessalonicenzen 2:17.

Weten hoe je deze Bijbelstudie samen met je team online vorm kunt geven? Klik hier.

Lezen: 1 Thessalonicenzen 1 en 2

‘Maar wij, broeders, van u beroofd geweest zijnde voor een kleine wijle tijds, naar het aangezicht, niet naar het hart …’ (SV)

‘Maar nu wij, broeders, voor een korte tijd van u gescheiden waren – wat betreft het gezicht, niet wat betreft het hart …’ (HSV)

Een groot deel van de brieven van Paulus kan beschouwd worden als afstandsonderwijs. Paulus had op zijn reizen gemeenten gesticht en vanuit andere plaatsen schrijft hij brieven om zijn onderwijs voort te zetten, kracht bij te zetten of van bepaalde accenten te voorzien. De brieven aan de gemeenten van Éfeze, Kolosse en Filippi en ook de brief aan Filémon zijn bovendien uit een situatie van sociaal isolement geschreven: uit de gevangenis. Leraren die nu vanuit huis onderwijs geven kunnen zich met Paulus identificeren. Op diverse plaatsen geeft hij er blijk van hoe lastig het is om op afstand te staan. Teksten als 1 Thessalonicenzen 1:17 en 1 Timotheüs 3:1-10 getuigen hiervan.

Ik kan mij voorstellen dat leraren het ook zo ervaren. Als je een brief zou schrijven aan je leerlingen zou je ook aangeven hoe lastig je het vindt om op afstand te staan. Het woord ‘beroofd’ (1 Thessalonicenzen 1:17, SV) geeft een beetje aan hoe het kan voelen. Je was volop in contact met je klas en ineens is het weg. Je bent ervan beroofd. Het kan je verdrietig maken en doen verlangen naar al die gezichten voor je, de vragen die je gesteld worden, de natuurlijke interactie tussen de kinderen, de vrolijke stemmen in de gang en op het schoolplein.

Nu is het de vraag of ons wel kunnen vergelijken met Paulus. Hij was immers een apostel der heidenen (Galaten 2:1-10). Toch is er alle reden om de lijn door te trekken naar leraren. In zijn brieven stelt Paulus zichzelf herhaaldelijk ten voorbeeld. Dit gebeurt vaak in zijn algemeenheid zoals in 1 Thessalonicenzen 1:6 en 7. Maar het gebeurt ook specifiek in de brieven aan Timotheüs en Titus, aan zijn ‘collega-leraren’ die door hem zijn opgeleid. Paulus roept zijn leerlingen op in zijn spoor te gaan. Paulus is zich ervan bewust dat hij als een apostel gelijkvormig moet worden aan Christus. Zijn leerlingen moeten dit op hun beurt ook zijn. Kijk eens in 2 Timotheüs 1:8, waar het gaat over de bereidheid om met Christus te lijden.

We mogen dus een voorbeeld nemen aan Paulus. Laten we wat beter kijken hoe Paulus zo nadrukkelijk kan verlangen om bij de gemeente van de Thessalonicenzen te zijn. In de eerste twee hoofdstukken van deze brief zijn drie aspecten die dat verhelderen en die ook voor onze situatie iets te zeggen hebben.

In de eerste plaats staat in 1 Thessalonicenzen 1:8 dat Paulus niet alleen het evangelie heeft gebracht, maar dat hij ook zijn leven met hen heeft gedeeld. Zo is het ook met leraren. Je hebt niet alleen Bijbelverhalen verteld. Je hebt met de leerlingen opgetrokken. Je persoonlijke presentie is onderdeel van je professionaliteit. Onderwijzen doe je niet alleen in je uitleg, het helpen maken van oefeningen en het nagaan of leerlingen leren wat er in leerdoelen staat. Je bent in de klas onderdeel van hun leefgemeenschap. Dit is precies wat leerlingen zo missen. En dat is ook wat je zelf mist. De relatie met je leerlingen maakt het verschil.

In de tweede plaats herinnert Paulus in vers 10 aan zijn eigen optreden. ‘Gij zijt getuigen, en God, hoe heilig, en rechtvaardig, en onberispelijk wij u, die gelooft, geweest zijn.’ Dat klinkt overtuigd en misschien zelfs wel wat zelfgenoegzaam in onze oren. Als je terugdenkt aan je eigen optreden zul je dit niet zo snel typeren als heilig, rechtvaardig en onberispelijk. Toch mag je juist nu terugdenken aan wie je voor de kinderen hebt willen zijn. Ik probeer wat te herformuleren. Je hebt je ingespannen om voorbeeldig te zijn. Je hebt geprobeerd hen gelijkwaardig te behandelen. Je hebt niet de kantjes eraf gelopen en je bent eerlijk omgegaan met je fouten.

In de derde plaats herinnert Paulus de Thessalonicenzen eraan dat hij ze hoofd voor hoofd heeft vermaand en aangemoedigd (1 Timotheüs 2:11). Dat is misschien wel het belangrijkste waar je nu op terug kunt kijken. Nu je thuis zit, moet je ook dingen uitleggen, op afstand met ze spreken, vragen beantwoorden, frustraties opvangen. Dat kun je alleen omdat je de leerlingen hebt leren kennen. Hoofd voor hoofd heb je een relatie met hen opgebouwd. Je hebt ze allen van tijd tot tijd in de ogen gekeken. Omdat je een relatie met ze hebt, maak je je over sommige leerlingen veel zorgen. Daarom wil je heel graag weten hoe het met de leerlingen gaat (vergelijk 1 Thessalonicenzen 3:5).

Als je met deze drie dingen terugkijkt, dan is er een belangrijke basis voor afstandsonderwijs. Je mag daar heel dankbaar voor zijn. Op afstand kun je toch van ze houden. En je verlangt ernaar ze weer te zien. Net zoals Paulus naar zijn gemeente verlangde, wil je weer graag je leerlingen in de ogen kijken, ze om je heen hebben, en van betekenis zijn.

Gespreksvragen

(Maak in Teams bijvoorbeeld gebruik van de chatfunctie.)
  • Herken je het verlangen om weer terug te gaan naar de gewone situatie?
  • In 1 Thessalonicenzen 3:5 is er een urgentiegevoel bij Paulus. Hij maakt zich zorgen of het wel goed blijft gaan met de gemeente. Ervaar jij bij sommige leerlingen ook urgentiegevoel om weer met de leerlingen in contact te komen? Waardoor wordt dit vooral ingegeven?
  • Als je denkt aan je eigen klas(sen), waar kijk je – na vier weken afstandsonderwijs – in dankbaarheid op terug?

Verwerkingssuggestie

Schrijf een brief aan je leerlingen in de geest van Paulus (niet langer dan aan half A4). Spreek met elkaar af om dat allemaal te doen en wissel de brieven uit.