Smartphones: de sigaretten van 2015 3 maart 2015

Een Amerikaanse predikant vroeg aan een groep van een paar honderd studenten: “Wat vinden jullie waardevoller: tijd of geld?”* Tot zijn genoegen constateerde hij dat slechts tien van hen de voorkeur gaven aan geld. Kennelijk beseften de studenten goed hoe waardevol tijd is. Terecht, vond de pastor, want geld dat je verliest kun je weer terugverdienen, maar verloren tijd is voor altijd kwijt.

De predikant vroeg zich nog wel af welke waarde de studenten dan precies zouden toekennen aan een minuut of een uur. Van de Engelse puritein Thomas Brooks is de uitspraak dat zelfs een goudklomp ter grootte van de hele aarde nog niet genoeg is om één minuut tijd te kopen. Misschien waren de jongeren zo positief omdat ze vaak tijd te kort hadden voor al hun plannen. Die indruk krijg je in elk geval uit het recente onderzoek van het Sociaal Cultureel Planbureau over tijdsbesteding.
 
Het SCP bracht nauwkeurig in kaart waar mensen hun tijd aan besteden. In het jongste rapport met de treffende naam “Media: Tijd in beeld”, valt een aantal trends op. Voor het eerst sinds het begin van de metingen in 1975 is er een duidelijke stijging in het aantal uren dat mensen besteden aan media. De tijd voor sociale contacten is flink afgenomen, maar die daling was al eerder ingezet.
 
Om hoeveel mediatijd gaat het? Op een doorsnee dag besteedt de gemiddelde Nederlander 7 uur en 22 minuten aan media. Daarbij gaat het alleen om media voor privégebruik, dus buiten werk en studie om. Het grootste deel daarvan, 3 uur, is kijken, terwijl lezen er bekaaid af komt. De helft van de bevolking leest nog geen 10 minuten per dag. Met name jongeren lezen amper: op een doorsnee dag pakt maar een kwart van hen naar een krant, boek of tijdschrift.

In het rapport legt het SCP de vinger bij het multitasken. Van de ruim 7 uur mediatijd wordt bijna de helft gecombineerd met andere activiteiten: muziek luisteren in de auto of de trein, whatsappen tijdens het eten of een mailtje sturen tijdens een vergadering. Daarnaast is er nog ruim een uur waarbij mensen meerdere media tegelijkertijd gebruiken, zoals twitteren tijdens het radio luisteren.

Wat deze getallen zichtbaar maken is wat iedereen om zich heen ziet: mensen gebruiken media niet alleen op een loos moment maar ook terwijl ze eigenlijk met hun hoofd bij andere taken moeten zitten. Een raadslid dat twittert tijdens een commissievergadering. Een caissière die tussen twee klanten door even haar WhatsApp-berichten leest. Een docent die tijdens een schriftelijke overhoring een foto op Facebook zet. Alsof mensen bang zijn om een minuut of twee te verliezen en even niets te doen, te mijmeren of te mediteren. 

Vuurtje

“Smartphones zijn de nieuwe sigaretten”, blogde IT-ondernemer Tim Bichara eind januari. ’t Is nog niet zo lang geleden dat je overal kon roken. Stond je even alleen op een receptie, dan stak je een sigaret op. Je hoefde je nooit af te vragen wat je met je handen moest doen. Wilde je een praatje, dan vroeg je iemand om een vuurtje.
 
Dat is gelukkig verleden tijd, maar de lege ruimte is gevuld met de smartphone. De vraag is hoe lang het duurt voor we ontdekken dat multitasken net als roken nadelige gevolgen heeft. Natuurlijk zullen sommigen dan eerst tegenwerpen dat ze een krasse multitasker kennen van 90 die kennelijk nog geen hersenschade heeft opgelopen. Want een verslaving geef je niet zomaar prijs.
 
Maar het tij keert. De eerste anti-multitaskcampagnes zijn er al, op grote billboards langs de weg: “Social media en verkeer gaan niet samen.” Straks volgen ongetwijfeld een verbod op facebooken in de horeca en de openbare ruimte, verplichte stickers met “Multitasking veroorzaakt digitale dementie” op de achterkant van de smartphone, een verbod op reclame voor telecomproviders, folders bij de verloskundige over de gevaren van multitasken tijdens de zwangerschap, aparte wifi-ruimtes op kantoor voor verslaafde werknemers, toeslagen bij verzekeringen voor telefoonhoudende jongeren en afzonderlijke treincoupés voor forenzen die een ontheffing van hun baas hebben. 

Onderzoek

Het wacht nog op het moment dat wetenschappers ferme standpunten innemen. Een eventueel schadelijk effect van multitasken is veel moeilijker te bewijzen dan van roken. Toch is er al heel wat onderzoek verricht. Een van de bekendste studies dateert uit 2009. Wetenschappers van de Amerikaanse Stanford-universiteit lieten enkele tientallen studenten een reeks taken uitvoeren waarbij ze telkens van de ene naar de andere taak moesten omschakelen terwijl ze prikkels kregen die hen konden afleiden. Studenten die gewend waren om te multitasken, bleken sneller afgeleid doordat ze de prikkels niet zo goed konden negeren.
 
Het artikel is intussen door veel wetenschappers en media geciteerd. Een van de auteurs, Clifford Nass, hoogleraar psychologie, zei in een interview dat de onderzoeken op dit vlak vrijwel unaniem zijn: “Dat is uitzonderlijk in de sociale wetenschappen. Er blijkt uit dat mensen die chronisch multitasken een enorme reeks aan achterstanden hebben. Ze zijn ontzettend slecht in allerlei cognitieve taken – ook in het multitasken zelf. De mensen in ons onderzoek zeggen dat ze het beste zijn in multitasken omdat ze het de hele tijd doen. Dat lijkt een beetje op roken, waar mensen zeggen: Ik rook de hele tijd, dus roken kan niet slecht zijn voor me. Helaas, maar zo werkt het niet.”

Al eerder hebben onderzoekers aangetoond dat multitasking en afleiding tijdens je werk tot lagere prestaties leidt. In 2006 lieten twee Amerikaanse onderzoekers zien dat een korte onderbreking van je werk er toe leidt dat je 3 tot 27 procent langer doet over die taak, dat je er gemiddeld twee keer zoveel fouten in maakt en dat de onderbrekingen leiden tot ergernis en onrust.
 
Als je deze onderzoeken leest, lijkt er maar één conclusie mogelijk: onmiddellijk stoppen met dat multitasken en onszelf en onze jongeren leren om ons te concentreren op één taak tegelijk. Je vraagt je af waarom de Gezondheidsraad zo lang talmt met dat advies? De reden daarvoor is dat wetenschappers nog lang niet op één lijn zitten. Tegenover de genoemde onderzoeken staan andere studies die juist het omgekeerde laten zien, namelijk dat multitasken ook gunstig kan zijn. In een onderzoek van de Carnegie Mellon-universiteit bleek dat je je er op kunt instellen dat je tijdens je werk wel eens afgeleid wordt. Het lijkt erop dat mensen dat zelfs in een staat van verhoogde paraatheid raken en daardoor juist beter presteren. Datzelfde is aangetoond bij proefpersonen die veel ervaring hebben met videospelletjes. Wie veel actiegames speelt, kan zich beter visueel oriënteren, reageert snel en wordt minder snel afgeleid tijdens het spel.
 
De meningen lopen dus uiteen. De Amsterdamse hoogleraar Patti Valkenburg legt daar terecht de vinger bij in haar recente boek “Schermgaande jeugd”. Ze wijst erop dat een deel van het befaamde Stanford-onderzoek later niet herhaald kon worden. Een ander zwak punt is dat de onderzoeken over multitasking volgens Valkenburg allemaal correlationeel zijn: er wordt wel een relatie gevonden, maar je weet dan nog niet wat oorzaak en gevolg is. Er is dan nog niet bewezen dat multitasken leidt tot concentratieverlies. Het is immers ook denkbaar dat jongeren die zich slecht kunnen concentreren geneigd zijn om meer te gaan multitasken. 

Digitale dementie

Het is uitermate belangrijk dat hier snel helderheid over ontstaat. Ieder herinnert zich de discussie over de ‘iPad-scholen’, waarover de Duitse hoogleraar Manfred Spitzer de alarmklok luidde. Hij schreef het boek “Digitale dementie” en als zou blijken dat multitasking inderdaad zo slecht is voor je prestaties en mogelijk voor je hersenen zelf, dan zijn de cijfers van het SCP-rapport een slecht voorteken. Daaruit blijkt bijvoorbeeld dat de helft van de tieners minstens tien verschillende media-apparaten heeft. Bovendien is de werkelijke mate van multitasken waarschijnlijk nog een stuk sterker dan nu uit het SCP-rapport blijkt, want bij deze metingen zijn media-activiteiten korter dan vijf minuten niet meegenomen. Maar het is juist een kenmerk van sms, WhatsApp en Twitter dat het versturen van die berichten razendsnel gebeurt – en een deel daarvan ontbreekt dus nog in die metingen.
 
De discussie hierover is niet alleen urgent vanwege de Steve Jobsscholen, maar ook omdat op veel andere scholen discussies gaande zijn over het gebruik van tablets en laptops in de klas. Wat doet het met je manier van studeren en op de lange termijn met je hersenen als je tijdens de les of tijdens college achter een laptop zit? Diverse onderzoeken laten zien dat studenten met laptops tijdens college veel tijd besteden aan andere dingen. In een Amerikaans onderzoek opende een gemiddelde student tijdens een les 65 nieuwe actieve vensters waarvan tweederde niets met de les te maken heeft. Even surfen leidt gemiddeld tot 70 seconden afleiding, een chatbericht kost 27 seconden. Bij een later onderzoek bleek dat leerlingen die tijdens de les multitasken met hun laptop niet alleen slechter presteerden maar dat ze ook de leerlingen afleiden die achter hen zaten en mee konden kijken op hun scherm. Ook deze leerlingen scoorden slechter.

Hersenen

Het valt niet mee om uit al deze onderzoeksresultaten een eenduidig advies af te leiden. Een klein tipje van de sluier is opgelicht in twee zojuist verschenen overzichtsartikelen. Het eerste gaat over de invloed van multitasking op de hersenen. Het artikel van de Amerikanen Rothbart en Posner ontrafelt welke delen van de hersenen actief zijn rond multitasken. Ze concluderen dat je inderdaad bepaalde vaardigheden rond multitasken kunt leren, zoals bij videogames gebeurt. Maar, vragen ze zich af, hoe zinvol is het om behendigheid in een videogame te vergelijken met de vaardigheid om tegelijkertijd te facebooken en je huiswerk te maken, of een taxi te besturen en te whatsappen?
 
Ook deze auteurs maken een vergelijking met roken en veronderstellen dat multitasking een vergelijkbaar ‘pleziereffect’ heeft op de hersenen. Multitasken kan dan zelfs een verslaving worden. Als behandeling stellen ze meditatietechnieken voor die ook met succes gebruikt worden om mensen van een rookverslaving af te helpen.
 
Ook het tweede artikel dat een paar weken geleden verscheen, slaat op hetzelfde aambeeld. Een van de auteurs, Larry Rosen, schreef eerder het kritische boek over internetverslaving “iDisorder”. Waar Rosen en zijn collega’s zich druk over maken, is dat veel studies uit het ‘laboratorium’ komen, terwijl multitasken in het gewone leven veel complexer is. Jongeren voeren dan soms vier of meer taken tegelijkertijd uit. Ook zij hameren er nog eens op dat multitasken de studieprestaties aantast. Jongeren moet aangeleerd worden hoe ze zich beter kunnen beheersen.

Galblaas

Uit de reeks aan onderzoeken dringt zich toch de conclusie op dat multitaskers een risicogroep vormen. Het onderwijs doet er goed aan jongeren te leren singletasken. Want ook al is het nog niet mogelijk om harde conclusies te trekken, het is niet verboden om nuchter na te denken. Je zou die hoogleraren bijvoorbeeld kunnen vragen: Stel dat uw galblaas verwijderd moet worden en u mag kiezen tussen twee chirurgen: de ene concentreert zich tijdens het werk op z’n taak en de ander whatsappt tussendoor...
 
Zomaar een check, tot slot. Hoe vaak bent u tijdens het lezen van dit artikel even afgeleid, door een sms, tweet of e-mail?

* bron
 
Deze column verscheen als ‘Welbeschouwd’ in het Reformatorisch Dagblad, 28 februari 2015.