Pubers: zie de verschillen 19 maart 2014

Zichtbare diversiteit, we weten er op onze witte scholen nauwelijks raad mee. Met ‘onzichtbare’ nog minder. Eerlijk gezegd vinden we het maar lastig als een leerling zich sterk boven of onder het gemiddelde beweegt of door gedrag en leerproblemen extra aandacht vraagt.

Door Arie van Groningen, senior onderwijsadviseur

Ik heb een vriend die weg is van het onderwijs. Hij is altijd opgetogen over de school waar hij werkt. "Heerlijk die school, vooral als de leerlingen vrij zijn!" Hij gaat er bij voorkeur zaterdags heen om te genieten van de rust en de homogeniteit van lege lokalen en ordelijke postvakken.

"Een leerlingloze school, geweldig." Een oprisping die afgepeigerde docenten op een hectische dag wel eens ontglipt. En op een vergaderdag heerst er een andere sfeer, dan op een lesdag. Meer ontspannen. Heerlijk geen leerlingen. Hoewel, structurele leegloop van scholen is ook weer zowat… En een echte docent kan wel vijf lesdagen aan, maar geen vijf vergaderdagen!

Op het plein bij diezelfde locatie, scholen na lestijd jongeren uit de buurt samen. Nooit is het daar zo multicultureel gekleurd als op dat moment. Dat vergt communicatieve vaardigheden van docenten die met de jongelui een praatje maken of hen aanspreken op gedrag. Het eerste is gauw behandeld: het gebeurt nl. nooit. Althans, wat ik waarneem zijn haastig wegschietende collega’s, die uit hun ooghoeken de situatie inschatten en snel met fiets of auto naar huis gaan, blij dat ze niet aangesproken of nageroepen worden. Ze doen zó  extreem gewoon dat de angst ervanaf druipt. "De conciërge moet er maar naar kijken", is hun adagium. Daarmee is ook de tweede optie bekeken.

Diversiteit

Zichtbare diversiteit, we weten er op onze witte scholen nauwelijks raad mee. Met ‘onzichtbare’ nog minder. Eerlijk gezegd vinden we het maar lastig als een leerling zich sterk boven of onder het gemiddelde beweegt of door gedrag en leerproblemen extra aandacht vraagt. Eigenlijk is dat wonderlijk. Want in een (groot) gezin zijn de verschillen tussen mensen nadrukkelijk aanwezig en lijkt het nauwelijks een probleem. Hoe komt dat?

Acceptatie van eigenheid

In de eerste plaats is daar de acceptatie van eigenheid. Zonder toetsen, diagnoses en evaluaties neemt ieder zijn plaats in. Er zijn ouders die hun kinderen ‘fantastisch’ vinden, anderen monkelen bescheiden ‘we moeten het er mee doen’,  en een derde groep ziet zoveel van zichzelf terug in hun kroost dat ze er maar niet te veel ophef over maken.

Spontane omgang

In de tweede plaats is er de spontane omgang, waarbij waardering en correctie prima stootkussens vormen voor een persoonlijke ontwikkeling. Uiteraard loopt een kind daarbij wel eens een deukje op, maar hij deelt er ook wel eens een uit. Zus en broerlief kunnen hem af en toe gestolen worden, maar als het werkelijk gebeurt, is Leiden in last.

Uitbuiting van mogelijkheden

Vervolgens zie ik in die setting uitbuiting van mogelijkheden. Dat komt omdat er een bepaalde mate van vrijheid is waardoor kansen benut en gaven ontwikkeld worden. Pa weet precies wie hij moet vragen voor een technisch klusje en wie hij zijn dure apparatuur liever niet toevertrouwt. Marlies  mag alleen op haar kamer leren, maar William houdt moeder liever in de peiling aan de keukentafel. Kees moet je tien keer roepen voor schooltijd en Janneke piept er ongemerkt tussenuit.

En dan komt het moment dat al die verschillende kinderen samenkomen in één ruimte met één maat tafels en stoelen, één soort lesboek en één pipo voor de klas. Wat we niet willen dat met onszelf gebeurt doen we anderen vaak aan: behandeling als eenheidsworst!

Is er dan geen moment van uniformiteit en saamhorigheid?  Jazeker. Ik denk aan mijn gewaardeerde collega die zo mooi vertelde dat zelfs de spreeuwen in het raamkozijn mee kwamen luisteren… Zeer klassikaal-frontaal, maar blijven doen natuurlijk. Ik herinner me een ervaren rot in het vak die veel waarde hechtte aan eenvoudige rituelen in zijn klas. Daar moest ieder voor buigen, ook hoogbegaafden en beperkten. En de basisregels? Niet mee sjoemelen. Thuis is er ook één tijdstip van aan tafel gaan, een rooster voor de klusjes, een vaste plaats voor de schoenen. We zijn niet goed bezig als we die normale gang als docenten zelf ter discussie stellen. Maar dat gezegd hebbend: Zie de verschillen, erken ze en doe ze recht!

Die is vers

In het expertiseteam pubers hebben we veel gedelibereerd over het hoe van di-ver-si-teit. Zo vaak, dat elke nieuwe gedachte bekroond werd met de waardering ‘Die is vers!’

In de workshops komt u de uitwerkingen tegen. Niet als trucs die u maandag het eerste uur met een druk op de knop kunt toepassen, maar als mogelijkheden voor maatwerk. Een en ander moet bij u en de leerling passen.

Differentiëren

Eén ding wil ik nog wel meegeven: orde, motivatie, moraal in de klas en sfeer verbeteren bij differentiëren. Immers, waar een leerling bij betrokken raakt, enthousiast voor is, zijn ei kwijt kan, daar weet hij zich erkend en uitgedaagd. Voor dat ideaal moeten we blijven gaan.

Ik denk aan de zweminstructeur die een groep eersteklas-pabo’ers voor zich kreeg in 1976 hier in het Goudse sportfondsenbad. Er waren enkelen onder ons die nog niet konden zwemmen, zelfs watervrees hadden en anderen die hoog in de vaderlandse waterpolocompetitie speelden. Nu had hij kunnen zeggen: allemaal op een rij, teen in het water, niet spetteren, volgende teen in het water, pas op glij niet uit… Gelukkig heeft hij dat niet gedaan. Hij ging zelf met de vreesachtigen aan de gang en wij – gemiddelden – kregen een droomtraining waterpolo van enkele medestudenten die we daar nooit op aangekeken hadden.

Ik denk aan niveaulezen op de basisschool, geïntroduceerd begin jaren ‘70 van de vorige eeuw. Wat een vreugde bij kinderen die nu eens niet hoefden te wachten op een langzame lezer! Wat een voldoening bij de laatstgenoemde dat hij zonder dat anderen hem zaten op te jagen of uit te schelden, de tijd had het verhaal te begrijpen.

Pabo en basisschool. Ja, maar ook in het voortgezet onderwijs gebeurt het. De collega die een leerlingloze school wel aardig vond, wist toch wel raad met een volle klas: hij gaf wiskunde, legde in de 2e fase nooit wat uit, maar gaf zulke opdrachten dat zijn leerlingen prettig gedwongen werden zelf naar de oplossing te zoeken, die te spiegelen aan andere en de uitkomst vervolgens als expert in de groep te presenteren. Daarna mocht de ‘zwakke’ plenair verslag uitbrengen. Of-t-ie het ook begrepen had!

Zeg niet te snel: dat kan ik niet. Want ook dan zijn er nog veel mogelijkheden! O.a. deze: als je echt niets meer kan, kun je altijd nog in het onderwijs (gaan)!

Als die niet vers is, weet ik het niet meer.