Passend onderwijs: voelen leerkrachten zich bekwaam? 15 mei 2014 Door Lydia van Hartingsveldt, kenniskringlid Passend Leraarschap

Stoelen en tafels gaan aan de kant. We trekken een denkbeeldige lijn door het lokaal. Bij de muur noteren we het cijfer 1, bij het raam het cijfer 10. We stellen de vraag aan de vijftien leerkrachten en directieleden die onze workshop volgen: In hoeverre denk jij klaar te zijn voor passend onderwijs?

Deze vraag staat centraal tijdens een workshop passend onderwijs in het oosten van het land. In hoeverre zien de leerkrachten de hele exercitie van passend onderwijs zitten? Vindt de directeur dat hij er met zijn school klaar voor is? Denkt de ib’er het met het team aan te kunnen?

Magere voldoende

De workshopdeelnemers hebben al snel hun positie op de denkbeeldige lijn bepaald. Een tweetal positioneert zich zelfverzekerd bij 10. De meesten geven zichzelf een magere voldoende. Eén juf ziet passend onderwijs echt niet zitten en gaat bij 4 staan: “Ik vind het met een grote groep zo lastig om het te realiseren.”

Niet heel anders

Een van de juffen bij de 10 reageert nuchter: “In feite wordt het niet heel anders. Je hebt en krijgt problemen in je klas. Als een kind met een bepaalde problematiek in mijn klas zit, ga ik mezelf afvragen: wat heb ik nodig om dit kind verder te helpen? Als ik zelf met de handen in het haar zit, blijf ik wel de uitdaging zien. Hoe kan ik dit kind toch verder krijgen? Daar heb ik dan bijvoorbeeld de hulp van anderen voor nodig.”

Positieve attitude

We bespreken wat een leerkracht nodig heeft om passend onderwijs te realiseren. Het omgaan met verschillen vraagt om een integratie van kennis, vaardigheden en attitude. Uit onderzoek blijkt dat voornamelijk een positieve attitude ten opzichte van diversiteit een cruciale factor is. Als een leraar een positieve attitude heeft ten opzichte van diversiteit in de klas, heeft dat ook invloed op z’n kennis en vaardigheden. Daarnaast blijkt uit literatuuronderzoek van de kenniskring Passend leraarschap dat self-efficacy ook van groot belang is.  

Self-efficacy

Waarom staat de ene leerkracht bij 4 en de andere bij 10? Dat heeft er niet per sé mee te maken dat de leerkracht die zichzelf een 10 geeft meer kennis en vaardigheden heeft. Nee, dat zit ‘m vooral in de self-efficacy van de leerkracht. Bij die term gaat het om ‘het vertrouwen van een persoon in de eigen bekwaamheid om met succes invloed uit te oefenen op zijn of haar omgeving, bijvoorbeeld door een bepaalde taak te volbrengen of een probleem op te lossen’. Kortom, het gaat om de vraag: gelooft iemand in zijn eigen vermogen om te slagen in een bepaalde situatie?

Positiever

De onderzoeksliteratuur beschrijft dat hoe meer de leraren geloven dat ze in staat zijn om inclusief onderwijs te bieden, hoe positiever hun houding is ten op­zichte van inclusief onderwijs. Self-efficacy is ook een belangrijke voorspeller van een goede samenwerking met ouders en andere leerkrachten. Het is dus van belang dat scholing en na­scholing geboden wordt waarin aan de attitude en de self-efficacy van leerkrachten gewerkt wordt.

Stimulansen

Volgens Bandura, een beroemd Canadees psycholoog die de term ‘self-efficacy’ lanceerde, beginnen gevoelens van bekwaamheid zich al te ontwikkelen bij jonge kinderen. Dat gebeurt wanneer ze in aanraking komen met uiteenlopende ervaringen, taken en situaties. De ontwikkeling van self-efficacy eindigt echter nooit, maar blijft in ontwikkeling zolang mensen nieuwe kennis, vaardigheden en ervaringen verwerven. Bandura stelt dat er vier belangrijke stimulansen zijn die het gevoel van self-efficacy vergroten:
  1. ‘Mastery experiences’: goede ervaringen
  2. ‘Social modeling’: goede voorbeelden
  3. ‘Social persuasion’: verbale aanmoediging
  4. ‘Psychological responses’: eigen emotionele reacties

Elkaar versterken

De deelnemers herkennen dat. Vooral ‘social persuasion’ vinden ze belangrijk. Een van de leerkrachten merkt op: “Je hebt het zo nodig dat je aangemoedigd wordt en dat je positief benaderd wordt. Je kunt elkaar namelijk ook versterken in het onbekwaamheidsgevoel, en ook in het bekwaamheidsgevoel. Als er een aantal mensen gaat roepen dat het eng, spannend, moeilijk is, dan sluiten anderen erbij aan. Dan heb je zo een negatieve sfeer. Als je er positief in staat en dat uitdraagt dan kan dat versterkend werken.” Een ander vindt dat maatjesleren goed werkt. “Koppel mensen met een hoog gevoel van self-efficacy aan mensen met een laag gevoel van self-efficacy. Je kunt zo veel van elkaar leren en samen bereik je zo veel meer. Wees er voor elkaar.” Een ander vult aan: “Op onze school doen we dat al. Ook ondersteunen we elkaar door soms leerlingen met moeilijk gedrag van elkaar over te nemen. Zo ontlast je de ander en kan die even op adem komen en meer aandacht besteden aan de rest van de groep.”

Kijken naar wat ik wel kan

We ronden af. Mooi om te zien hoe enthousiast de deelnemers kunnen worden. Een leerkracht zegt:  “Ik heb het gevoel dat ik voortdurend tekortschiet in mijn klas met 30 leerlingen met allerhande problemen. Door deze workshop neem ik mij voor om nu te denken: ik heb die basis en ik kan al heel veel. Ik keek naar m’n tekorten, en wil nu kijken naar wat ik wel kan. Daar heb ik zeker m’n collega’s en m’n leidinggevende voor nodig. Ik heb al veel in huis, maar daar moet ik me bewuster van worden.”