Je weet wel, het staat in 1 Samuel 8… 1 oktober 2015

Een blog van Bram de Muynck over het belang van feitenkennis. Feiten zijn kapstokken van verhalen. Geen kapstok zonder verhaal, maar ook geen verhaal zonder kapstokken.

Het staat in 1 Samuel 8...

‘Gemeente, ik hoef natuurlijk niet samen te vatten wat er in 1 Samuel 8 staat, want u weet allemaal…….’. Het was tijdens een kerkdienst in Ierland. De predikant wilde met schrift-met-schriftvergelijkingen wat duidelijk maken over Godsregering en leiderschap. Hij vond het een belediging voor zijn gemeente om te veronderstellen dat ze niet zouden weten wat er in 1 Samuel 8 staat. Het gaat daar over Israël die een koning wil. God maakt duidelijk welke gevolgen een koningschap zal hebben. Iets dergelijks heb ik een predikant in Nederland nog nooit horen zeggen. Voorgangers schatten de Bijbelkennis van hun gemeenteleden niet hoog in. In Ierland is dat kennelijk anders.

Feitenkennis

Ik ontdekte dat dit niet alleen met het godsdienstonderwijs te maken heeft, maar met de waardering van feitenkennis in het algemeen. In gesprekken met mensen viel op hoe precies ze op de hoogte waren van de geschiedenis van hun land, met jaartallen, namen van personen erbij. Iedereen wist precies wanneer de Great Famine plaats had (de hongersnood in 1845) en wat precies de rol van de Engelsen in die periode was. Tot mijn verrassing las ik in de reisgids het volgende: ‘In geen ander land ter wereld praat de doorsnee-inwoner met zo veel kennis van zaken over de dagelijkse politiek en de historische gebeurtenissen van twee, vijf of zelfs tien eeuwen geleden. Opvallend is dat veel Ieren veel, zo niet alles van hun verleden weten en nauwgezet de feiten kunnen opsommen’.

Great famine

Als je iets met onderwijs hebt, is dat een intrigerende waarneming. Hoe is dit mogelijk? Er wordt wel gezegd dat Ierland een heel narratieve cultuur kent. Ieren hechten veel waarde aan overdracht van verhalen. Maar er is ook iets anders. Een emeritus van de universiteit van Galwick legde het mij uit. Na de Great Famine gingen mensen beseffen dat goed onderwijs een van de weinige manieren was om de armoede te overwinnen. Onderwijs is nodig om werk te creëren, om alternatieve manieren te gaan kennen voor levensonderhoud. Maar onderwijs is ook nodig om de eigen geschiedenis te doorzien en de problemen uit het verleden te voorkomen.

Feiten en betekenisgeving

Maar ook bij deze verklaringen blijft er de fascinerende vraag: hoe kan een historisch feit een draagkracht hebben van 170 jaar? Wat de casus Ierland laat zien is dat feitenkennis samengaat met betekenisgeving. Een Ier identificeert zich met het verhaal van zijn volk. Dit is het verhaal van een aardappelziekte, van Engelsen die willens en weten dit volk uitbuitten, van de onvoorstelbare sterfte van 1 miljoen doden. Het is ook het verhaal van de ontworsteling aan de armoede. Deze betekenis hangt aan het jaartal 1845. Als je Ier bent, ben je onderdeel van dit verhaal, omdat je dit verhaal hebt gehoord van je ouders en grootouders. Zij zijn het slachtoffer van onderdrukking en uitbuiting geweest en via de kapstok van het jaartal ben jij betrokken in dat verhaal.

Nederlandse feiten en verhalen

Feiten zijn dus kapstokken van verhalen. Geen kapstok zonder verhaal, maar ook geen verhaal zonder kapstokken. Als het schort aan feitenkennis, zou het ook kunnen schorten aan verhalen. Iemand heeft het bij de eerste alinea’s van deze blog misschien tamelijk overdreven gevonden dat je veronderstelt dat gemeenteleden weten wat er in 1 Sam. 8 staat. Zoiets kun je toch zo opzoeken? En bovendien: hier staat toch niet de belangrijkste geschiedenis uit de Bijbel?

Identificatie met het grote Verhaal

Ik vind dat te gemakkelijk. Want als het geldt voor 1 Sam. 8, geldt het dan ook niet voor veel kernteksten die we als cruciaal voor het christelijk geloof beschouwen, zoals Jesaja 53:5, Joh. 3: 16; Rom. 5: 8; Galaten 5:22, teksten die mijns inziens iedere Christusbelijder uit het hoofd zou moeten kennen. En om het niet bij teksten te laten: kunnen gemeenteleden de boodschap van Genesis 1-5 weergeven of de hoofdlijn van het Johannesevangelie? Het gaat me er natuurlijk niet om badinerend te doen over mensen met een minder goed geheugen, en zeker niet om het hoofd boven het hart te plaatsen. En toch is het een aangelegen punt met betrekking tot godsdienstige vorming. Zijn wij in staat om het verhaal te onthouden én te vertellen? Kennen we zowel de kapstokken als de inhoud? Als je wilt dat kinderen zich identificeren met het Grote Verhaal van Gods handelen, dan doen beiden er toe. En als er de kans is dat de kapstok kinderen en jongeren helpt bij de verbinding met de inhoud, moeten we bereid zijn om hier ook in het onderwijs wat meer energie in te steken. Wat ervan te denken om leerlingen niet alleen een paar kernteksten uit het Johannesevangelie mee te geven, de vindplaats er bij en ze ook een hoofdlijn in eigen woorden te laten verwoorden?
 
PS. In het Reformatorisch Dagblad van 19 september jl. schreef hoofdredacteur Wim Kranendonk een informatief artikel over memoriseren en het promoten daarvan in Amerika. Hij laat ook de gevaarlijke kant zien, namelijk dat het memoriseren een doel in zichzelf wordt: een manier om je te beroemen op je excellente geheugen.