Hoe zien leraren ‘the common good’? 22 januari 2014

Afgelopen zaterdag 7 december 2013 vond een interessant debat plaats over christenen in het publieke debat. De argumenten die over tafel gingen zijn van belang voor leraren. Zeker voor leraren in het hoger onderwijs.

Lustrumviering
Het debat over christenen in het publieke debat maakte onderdeel uit van de lustrumviering van het CSFR dispuut Am.st.e.lo.d.a.m.e.n.s.e te Amsterdam. ‘Place to be’ voor mij afgelopen zaterdag, omdat een belangrijk deel van mijn vorming zich daar heeft voltrokken. Historicus Johan Snel, mijn studievriend van weleer, momenteel docent aan de CHE, ging in gesprek met SGP-nestor Bas van der Vlies en de Amsterdamse predikant P.L. Visser. Vooral de verschuivende context trok de aandacht. Van der Vlies gaf in zijn bijdrage een onthullende terugblik op de veranderingen. Hoewel hij de katheder niet als kansel gebruikte, citeerde hij in de tweede kamer soms wel uit de Bijbel. Zo’n drie decennia terug leidde dit tot reacties als ‘op die manier kun je Bijbel niet meer uitleggen’. Twintig jaar geleden was er iemand die vroeg ‘leg het me nog eens even uit, hoe zat dat ook weer me gerechtigheid’ en een paar jaar geleden wisten sommige collega Kamerleden niet meer waar hij het over had.

Veranderde context
Toen ik dit aanhoorde, realiseerde ik mij dat verantwoording van hoop (1 Petrus 3:15) mee  moet bewegen met de context. De mentale instelling van Nederlander is ten gevolge van de secularisatie drastisch veranderd. Orthodoxe christenen zullen zich daarom ook anders moeten gedragen in het publieke debat. De Reformatorische en de Gereformeerd Vrijgemaakte zuil zijn ontstaan als reactiebewegingen op verwaterd christendom en hebben zich in het debat vaak gericht op de dominante christelijke stroming, waar zij tegen aanleunde. Het debat werd niet met seculieren gevoerd, en dat zal moeten veranderen omdat een andere tendens steeds belangrijker wordt. In de woorden van Johan Snel: ‘de nieuwe moral majority’ die onderhuids een plat en secularistisch sentiment vertegenwoordigt, bepaalt de publieke agenda.

Religie in het publieke domein
Met deze majority heeft ook de nieuwe generatie te maken. Vertegenwoordigers van de majority kunnen enerzijds allergisch reageren op religie. Er zijn immers nog steeds negatieve resonanties op de confessionele macht in de 20e eeuw. Anderzijds is er een nieuwe openheid voor religie, ingezet door Habermas die meende dat Europa niet zonder inbreng van religie zou kunnen in het publieke debat. Die openheid is er ook doordat velen van huis uit onbekend zijn met religie. Wat uiteindelijk telt is hoe je ‘de wereld’ taxeert. Staan christenen hier tegenover als een ‘zuiver’ denkende groepering of delen zij ook in belangrijke mate de ‘common good’, of zo u wilt: alles in het domein van de algemene genade?

Leraren 
Als één groep van belang is voor het publieke domein zijn dat docenten, met name in het hoger onderwijs. Zij bereiden hun studenten voor op ontmoetingen in de publieke sfeer. In een orthodox christelijke school moeten leraren een visie hebben op de plek die zij hun studenten in de toekomst toedichten. Voeden zij hen op met apologetiek, met een strijdbare houding? Of staan zij een houding voor van ontvankelijkheid, eerlijkheid en gunning? Zegt u het maar. U raadt het al: het laatste heeft mijn voorkeur.