Hoe passend maak je passend onderwijs? 10 december 2013

Passend onderwijs is soms op een andere manier passend dan op het eerste gezicht lijkt. Bert van de Waerdt, expertiseteamleider Passend onderwijs, illustreert dit met een voorbeeld uit de praktijk.

Dat de leerkracht ertoe doet, is niets nieuws onder de zon. De man of de vrouw voor de klas zal zo les moeten geven, dat alle leerlingen zich gezien en aangesproken voelen. Soms moet de leerkracht zichzelf daarom in een spiegel bekijken en zich afvragen wat het maakt dat ‘passend’ soms ‘anders passend’ is dan dat het op het eerste gezicht lijkt. Het volgende voorval illustreert dit ‘anders passende’ onderwijs.

“Er zijn nogal wat gedragsproblemen op onze school, misschien kan ZIEN! (pedagogisch expertsysteem) ons daarbij helpen?” was de vraag van een school in het westen van het land. Om een goed beeld van de situatie te krijgen kwam ik een ochtend in groep vier kijken.

Mark viel mij al op toen ik binnenkwam: apart gepositioneerd achter in de klas. Voorafgaand aan het klassenbezoek had de juf mij al gewaarschuwd: “Mark kan totaal niet tegen vreemd bezoek, en al helemaal niet als het anders gaat dan anders”. In mijn gedachten had ik de DSM-IV al gescand om te kijken welke sticker ik er het eerst uit zou halen: druk, alert, beweeglijk, impulsief, niet tegen veranderingen kunnen.

Ik ga zo zitten dat ik Mark goed kan zien. En ja hoor, hij doet goed mee. Hij weet op elke vraag die de juf stelt een antwoord! Zijn stem laat hij horen nog voordat zijn vinger de lucht in gaat. Pienter ventje, denk ik. Wel wat alert! Ik snap dat hij achterin de klas zit. Na de instructie, waarbij de juf vertelt hoe de leerlingen het werkblad moet maken, zie ik de vinger van Mark. Het duurt hem waarschijnlijk iets te lang, want hij staat op en loopt naar de juf die voor in de klas staat. Hij gaat naast haar staan en hengelt zijn vinger in het blikveld van de juf. “Juf mag ik de voorkant en de achterkant maken?” Ietwat verstoord en geërgerd probeert ze Mark te negeren. Mark, die niet voor één gat te vangen is, draait zich zo dat hij zich prominent in het gezichtsveld van de juf positioneert. De juf draait zich om en met een blik van ‘nu moet je eens goed luisteren!’ laat ze Mark op besliste toon weten dat hij alleen de voorkant mag maken. De schouders van Mark zie ik zakken tot voorbij de ‘trotslijn’ en hij loopt naar zijn plaats. Vanaf dat moment is Mark niet meer de alerte leerling. Hij vertoont allerlei onhebbelijke gedragsvariaties.

“Dit is nu een leerling die het voor de andere kinderen verprutst. Als ik niet uitkijk ben ik de hele dag met hem alleen bezig, en is er geen ruimte en tijd voor de andere leerlingen in mijn groep en die vragen ook om aandacht” geeft de juffrouw in het nagesprek aan. Samen praten we door wat nu eigenlijk afstemmen is, en wat we precies onder onderwijsbehoeften verstaan. Wat vraagt Mark met zijn gedrag, en welke ruimte geeft de juf Mark? En hoe zou zij haar groepsaanpak af kunnen stemmen op wat Mark nodig heeft? We proberen Mark te positioneren in het geheel van de groep en uit te gaan van wat er wel goed gaat.

Door de ogen van Mark kijken de juf en ik wat Mark nodig zou hebben. Ze trekt zelf de conclusie dat wanneer zij haar instructiegedrag aanpast, ze tegemoet komt aan zijn behoeften. Een instructie geven op het doel van de les, in plaats van hoe leerlingen het blad moeten maken. Meer door leerlingen zelf laten doen, en meer differentiatie in de verwerking aanbrengen wat betreft hoeveelheid en moeilijkheidsgraad. Hierdoor zal de klas (inclusief Mark) meer vrijheid en ruimte ervaren om zelf keuzes te maken.

De juf komt erachter dat hetgeen zij als ‘passend’ nodig vond in structuur (individuele aandacht en persoonlijke begeleiding) in dit geval helemaal niet passend, maar compenserend is. Ze ontdekt dat zij met haar goedbedoelde, zorgende onderwijshart het niet- gewenste gedrag in stand houdt.

De juf moet los durven laten en een kernachtige, eenduidige instructie geven. Ze moet erop vertrouwen dat de leerlingen het daarop kunnen doen. In dit verband hoorde ik in diezelfde week een juf op een andere school letterlijk tegen haar leerlingen zeggen: “Ik merk dat jullie het snappen, jullie hebben goed meegedaan. Nu vertrouw ik erop dat jullie het zelf kunnen. Jullie verdienen het om dit zelf te gaan maken”.

Zo zie je maar weer: passend onderwijs vraagt ook een kritische blik op de leerkracht zelf. Durf ik dat als leerkracht te doen? Durf ik mijzelf te vertrouwen van waaruit ik ook mijzelf kritisch kan beschouwen? Durven we vanuit die kritische zelf-blik onze leerlingen ook te vertrouwen? De juf van Mark gaat het proberen! Ik heb er alle vertrouwen in.

Bert van de Waerdt, expertiseteamleider Passend onderwijs