Geloof in Onderwijs 14 januari 2022 Door P.M. (Piet) Murre

Richard Toes schreef in 2020 een boek: Geloof in Onderwijs. Het kwam vrijwel gelijk uit met de vertaling van David Smiths boek Geloven in lesgeven (‘On Christian Teaching’). Het boek van Smith gaat over de les zelf. Bram de Muynck en ikzelf schreven daar een voorwoord in. In wat lelijk Nederlands gezegd, communiceert alles wat de leraar doet betekenis. Daarmee doortrekt de praktijk van het lesgeven ieder moment van de dag en doet die praktijk iets met de leerlingen en met de docent. Lesgeven heeft een inhoud, maar ook een vorm.

Het thema van Smiths boek is dan ook hoe je die praktijk vorm kunt geven, zodanig dat het christelijk geloof daarvoor van betekenis is. De titel van Toes’ boek lijkt erg op die van Smith. Zijn insteek is anders, meer over onderwijs als geheel. Hij wil graag ‘tijdloos, tijdbetrokken en tijdkritisch onderwijs’. Dat klinkt goed. Vanwege dat tijdloze zal hij het niet erg vinden dat ik bij de wenteling van 2021 naar 2022 nog een keer op zijn boek inga. Anders dan bij een gangbare recensie zal ik punten van kritiek achterwege laten. Laten we in de geest van Smith eens kijken wat we van Toes’ boek kunnen leren. 

Tijdloos, tijdbetrokken en tijdkritisch

Ik vind het mooi dat een bestuurder van een grote school kans ziet om zich te verdiepen in het waartoe van onderwijs in de tijd waarin we leven en dat op papier te zetten in een behoorlijk boek (240 pagina’s). Het is verfrissend om te lezen over onderwijs zelf en niet over hoe je een school bestuurt, over leiderschap en organisatie en beleid en management en cijfers. Het boek is smeuïg en bevat de nodige gekruide uitspraken. Het grijze midden wordt gemeden. De indeling in drieën (tijdloos, tijdbetrokken en tijdkritisch) zegt iets over idealen van onderwijs om na te streven en het is tegelijk een functioneel raamwerk om een aantal gedachten langs te laten komen. Ik noem enkele van die gedachten. 

De onderwijzer als kunstenaar

Toes schrijft bijvoorbeeld over de onderwijzer als een kunstenaar, die ‘de stof tot leven [moet] kunnen brengen’, en ‘dichtbij moet brengen’ (p. 73). Om iets dichtbij te brengen moet je weten waar de leerlingen letterlijk en figuurlijk staan. En een woord als ‘kunstenaar’ laat zien dat dat geen rechttoe rechtaan gebeuren is. Even later volgt dan ook de diepgaande zin dat ‘eenvoudig vertellen alleen lukt als hij of zij een echte expert is in het onderwerp dat aan de orde is. Grondige studie en voorbereiding is noodzakelijk en het afzwakken daarvan is in feite onverschilligheid voor de leerling’ (p. 73). Het is de moeite waard eens te mijmeren en met elkaar door te spreken over de samenhang tussen begrippen die hier staan: eenvoud, expert, studie, voorbereiding, onverschilligheid. Toes wijst terecht op grondigheid, beheersing, overzien en overdenken van leerstof. Dat doet me denken aan een waarschuwing van de Engelse dichter Alexander Pope, niet echt een reformatorisch christen. ‘A little learning is a dangerous thing’, zo zei hij. Ergens een beetje iets vanaf weten, is gevaarlijker dan er niks van weten. Immers, ‘only fools rush in where angels fear to tread’. 

Onderwijzen als roeping

Toes laat merken dat er verschil zit tussen docenten en ook waar zijn voorkeur naar uitgaat. ‘Het zou de (christen)docent sieren als de taak van onderwijzer (…) meer is dan alleen een generator van inkomen. Laat het een roeping zijn! Ik heb gezien dat docenten die vanuit betrokkenheid meer doen dan alleen hun lessen ‘afdraaien’ niet alleen meer gewaardeerd en gerespecteerd worden door leerlingen, maar zelf ook meer arbeidsvreugde ervaren’ (p. 82). Met zijn pleidooi voor de docent die cruciaal is, bedoelt Toes hen die niet vanuit de beknellende normjaartaak denken (‘achter de komma’, p. 82), die hun werk als roeping ervaren en geen automaat zijn die lesjes  ‘afdraaien’. In het met hart en ziel lesgeven vallen belangrijke en vreugdevolle zaken organisch samen: roeping, waardering, respect, arbeidsvreugde. Elders schrijft Toes dat de omgeving van de leraar dat ook wel mogelijk moet maken. Daar schemert iets door van de taak van leidinggevenden die lastige keuzes hebben te maken. De systemen niet over de leefwereld laten heersen (Verdraaide organisaties, Wouter ’t Hart) is daarin cruciaal, denk ik. 

Slow learning

In lijn met het voorgaande schrijft Toes kritisch over de neoliberale trend om in het onderwijs alles aan cijfers op te hangen en de tucht van de markt, verantwoording, en vergaande vormen van het meten van output en dergelijke. De permanente en allesdoordringende beheersingsdrift. Daar kan ik hem alleen maar in bijvallen. Volgens hem is er ‘weer ontspanning nodig in het onderwijs’ (p. 194). ‘Het is heilzaam de spanning er wat uit te halen. (…) You can’t hurry education’ (p. 196). Die laatste woorden zouden van mij op een tegel mogen in de gang van elk schoolgebouw.

Ergens vanaf 2010 begon in Nederland hier en daar wat rond te zingen over ‘slow’, in tegenstelling tot ‘fast’, als symbool voor oppervlakkig, ongezond, eenheidsworst. Dat geldt op allerlei terreinen, waaronder slow reading en slow education. In 2014 publiceerden de collega’s Steef de Bruijn, Dick van Meeuwen en ikzelf daar een artikel over (zie link). Het is mooi om te zien dat Toes dezelfde gedachte is toegedaan als hij schrijft: ‘Goed onderwijs heeft te maken met slow learning, met rust, bezinning, lezen, met een heldere visie op christelijke pedagogiek’ (p. 202). Slow staat voor diepgang en heeft niks te maken met een gebrek aan niveau en gemakzucht. Het tegendeel is het geval. In het Nederlands zou het vertaald kunnen worden met ‘traag’, de trage vragen, de fundamentele issues. Hoewel de slow-movement niet direct christelijk is te noemen, sluiten de basisgedachten goed aan bij Bijbelse gegevens en ook bij waardevolle elementen uit de kerk- en West-Europese cultuurgeschiedenis. 

Christelijk onderwijs

Het is niet makkelijk om de richting van slow learning op te bewegen. Voor mijn promotieonderzoek bevroeg ik destijds docenten in het reformatorisch onderwijs waar hun leidinggevenden in hun ogen de meeste tijd en energie aan besteedden. Dat was doorgaans niet aan de specifiek christelijke elementen uit de missie, maar aan kwaliteit van het onderwijs, examens en tentamens. De leidinggevenden zelf dachten daar anders over (zie link, p. 109 vv.). Hoewel het een het ander niet uitsluit, illustreren deze gegevens dat het niet makkelijk is om uit een cijfergedreven kwaliteitsparadigma te komen.

Het boek van Toes nodigt uit tot nadenken, tot gesprek. De indeling (tijdloos, tijdbetrokken, tijdkritisch) kan daarbij helpen. De vraag hoe onderwijs christelijk kan zijn houdt ons bij Driestar educatief al heel lang bezig. Zowel Smiths Geloven in Lesgeven als Toes’ Geloof in Onderwijs leveren een bijdrage aan de bezinning daarop en ook hoe dat er heel praktisch uit kan zien.