Game over 2 april 2015

Gamen maakt sociaal en gelukkig, vertelde Marlou Poppelaars, onderzoekster aan de Radboud Universiteit, onlangs op de opiniepagina van het Reformatorisch Dagblad. Menig ouder reageerde verbaasd: moet ons kind nog langer achter de pc?

Digitale speeltuin

Poppelaars beschouwt videogames als de digitale speeltuin van 2015 en is er enthousiast over. Dat een gamer soms een glazige blik in z’n ogen heeft, illustreert juist hoe het spel de emotionele leefwereld van het kind verrijkt. Jongeren die gamen, zitten beter in hun vel. Het kan hen helpen om verlegenheid en angst te overwinnen.
 
Er vallen op z’n minst een paar kanttekeningen te plaatsen bij het artikel van Poppelaars. Vooropgesteld, spelen is prima. Het is zelfs onmisbaar voor een evenwichtige ontwikkeling van het kind. Ook de 17e-eeuwse predikant-pedagoog Koelman wees al op het belang van spelen voor kinderen in zijn boek ‘De plichten der ouders’ (1697): “Houd hen niet af van enig verantwoord vermaak en van enige goede geoorloofde spelen. Laat hen daarvoor de tijd hebben, omdat het nodig is voor hun gezondheid, helderheid en blijmoedigheid van geest.” Hij verwijst naar de profeet Zacharia (8:5), waar God het een zegen noemt voor Jeruzalem als de straten vol zijn met spelende jongens en meisjes. 
Spelen op straat? Maar dat is niet wat Poppelaars bedoelde met videogames. Ongetwijfeld zijn er goede, leerzame en nuttige games die eenzelfde effect hebben op de ontwikkeling van het kind als buiten spelen, kleien, knutselen, een legokasteel bouwen, puzzelen of Stratego. Maar de algemene kop boven haar artikel zet ouders op het verkeerde been, want dat geldt lang niet voor alle computerspellen.

Gameverslaving

Op de dag dat het opinieartikel verscheen, legden deskundigen op een symposium in Eindhoven de vinger bij gameverslaving. Er is een flinke groep jongeren die problematisch gamet, met name jongens: één op de veertien. Zij spelen vooral onlinegames met vrienden en juist de schietspellen oefenen een grote aantrekkingskracht uitoefenen. World of Warcraft is het favorietst.
 
De optimistische lezer zou kunnen concluderen dat het gros van de gamers dus weinig problemen ervaart. Betekent dat ook dat zij ”sociaal en gelukkig” worden van het gamen? Er zijn inderdaad mooie games ontwikkeld die psychische stoornissen tegen kunnen gaan en spellen die angsten wegnemen en waarvan je rustig wordt of je leert concentreren. Maar die staan nog niet in de top tien van games. Gameontwikkelaars hebben niet zulke nobele doelen, maar willen gewoon geld verdienen. Daar zijn grofweg twee routes voor: betalen met geld (voor nieuwe levels of voor meer spelattributen) of met tijd (zodat er meer reclame-inkomsten binnenstromen). In beide gevallen leidt dat al snel tot een eindeloos spel. Een boek lees je uit, bij een legpuzzel bereik je ooit het laatste stukje en bij Stratego raak je een keer de vlag – maar bij de meeste onlinespellen is het einde zoek.

Bijsluiter

Bij de aansporing van Poppelaars om te gamen past dus op z’n minst een bijsluiter. Ouders zouden veel selectiever kunnen zijn in de keuze van games. In de praktijk bepalen de kinderen en pubers vaak zelf wat ze spelen. Op de populaire spelletjessites staan rijp en groen door elkaar en kinderen vinden er spellen met geweld, spoken en seks.
 
Belangrijke vraag is of je het doel dat Poppelaars beoogt niet beter op een andere manier kunt bereiken. Jongeren brengen gemiddeld al zes uur per dag door achter een scherm en verdienen andere ontspanning. Het zijn immers niet alleen de games die een grote aantrekkingskracht hebben, ook sociale media veroorzaken regelmatig problemen.

Het is prima als ouders zoeken naar verantwoorde spellen, maar ze helpen kinderen ook door alternatieven aan te bieden. Ga als vader eens scrabbelen of voetballen met je zoon of laat moeder voorlezen of tuinieren met haar dochter. Organiseer mobielvrije verjaardagsfeestjes of zaterdagavonden. Het mes snijdt van twee kanten en het kind leert dat echte ontmoetingen veel intenser zijn dan digitale contacten.
 
Deze column verscheen als ‘Welbeschouwd’ in het Reformatorisch Dagblad, 28 maart 2015.