Fouten maken is goed voor je brein 31 januari 2019

Dr. Neely Anne de Ronde-Davidse, lector passend leraarschap, denkt veel na over inclusieve klassen en leerkrachtcompetenties. In deze boekrecensie deelt ze een aantal toegankelijke inzichten voor onderwijs en dagelijks leven.

 Er zijn boeken over ons brein die ik maar moeilijk kan rijmen met het christelijk geloof (denk bijvoorbeeld aan het boek ‘Wij zijn ons brein’ van Dick Swaab). De titel van het boek van de jonge Duitse wetenschapper Henning Beck geeft echter gelijk ademruimte: ‘Fouten maken is goed voor je brein. Waarom de zwakte van ons brein juist onze kracht is’. Ik geloof dat onze Schepper ons goed gemaakt heeft en tegelijk lankmoedig is met onze zwakheden. Ook ik neem foute beslissingen, maar van het lezen van dit boek heb ik geen spijt. Ik licht graag een tipje van de sluier op en zal dat verbinden met onderwijs en ons dagelijks leven. Ik hoop dat het u aanspoort het boek ook eens te lezen.

Het nut van breinonderzoek

Ik heb een bijzondere interesse voor de werking van ons brein. Het zit zo vernuftig in elkaar, dat ik niet anders kan dan geloven dat het wonderlijk gemaakt is. Het breinonderzoek waar Beck over schrijft, gaat om het doen van psychologische taakjes. Soms wordt dat gecombineerd met het meten van hersenactiviteit, bijvoorbeeld met een MRI scan of zogeheten ERP’s. Een voorbeeld hiervan is onderzoek naar executieve functies. We weten daardoor dat de frontaal kwab actief is bij taakjes die een beroep doen op executieve vaardigheden zoals plannen. Deze vaardigheden blijven zich ontwikkelen tot in de jong volwassenheid. Kinderen leren plannen en hopen dat ze dat redelijk zelfstandig kunnen bij de start van de middelbare school heeft dus weinig kans van slagen. Ze hebben veel langer begeleiding nodig en zullen eerst veel fouten maken (zoals een keer huiswerk vergeten) om zich hier verder in te kunnen ontwikkelen. Dit weten we dankzij breinonderzoek. Een ander voorbeeld: Verkregen inzichten over bijvoorbeeld lees- en rekenontwikkeling helpen om een curriculum te ontwikkelen dat aansluit bij wat kinderen gemiddeld genomen zouden moeten kunnen. Je voorkomt daarmee dat je dingen van kinderen vraagt die ze nog helemaal niet kunnen behappen.

De imperfectie van ons brein

Ons brein is flexibel, het heeft een groot aanpassingsvermogen. Maar om dat te ontwikkelen, zijn fouten nodig, betoogt Beck. Een brein dat perfect werkt, kent geen verrassingen en belemmert je ontwikkeling. Denk maar aan een schaakpartij. Als beide spelers foutloos spelen, eindigt de partij altijd in remise. Dat er meestal toch een winnaar uitkomt, is het gevolg van een fout van de tegenstander. Dat flexibele vermogen onderscheidt ons van computers. Dat zie je bijvoorbeeld ook terug bij onze rekenontwikkeling. Een computer kan snel exacte berekeningen uitvoeren, ons brein is daartoe helemaal niet in staat. Sterker nog, ons hele rekensysteem is gebaseerd op schatten. Ik zal dat uitleggen met een voorbeeld.

Rekenontwikkeling: schatten is fouten maken

Dankzij onderzoek weten we dat we hoeveelheden tot en met 4 (zoals 4 stippen) in één keer kunnen overzien, dus zonder te tellen. Als de hoeveelheid stippen toeneemt moeten we ze gaan tellen, maar als de hoeveelheid te groot wordt komen we in de problemen. Duizend stippen tellen kost tijd en het lukt het alleen als je dat heel systematisch aanpakt. Je kent de gedachte wel: had ik deze stip nu al wel/niet geteld? Op dit soort momenten gaan we hoeveelheden schatten en dat brengt fouten met zich mee.

Je ziet schattingsfouten vroeg in de rekenontwikkeling (circa tot half groep 3) ook terug in hoe kinderen getallen op een getallenlijn plaatsen. Een getal op een lijn van 1 tot 10 plaatsen gaat meestal nog wel goed, maar vraag je een kind het getal 10 op een lijn van 1 tot 50 te plaatsen, dan kiezen ze vaak voor het midden. Een volwassene zal denken: hé, daar moet 25 staan. Inderdaad, maar dat inzicht ontwikkelen kinderen pas later. Ze hebben daarvoor getalbegrip nodig. Een kind moet snappen dat het cijfer 4 een hoeveelheid (van bijvoorbeeld 4 stippen) weergeeft. Alleen dan leer je te begrijpen dat 5 meer is dan 4 en alleen dan zal het lukken om sommen op te lossen. Als een leerling in groep 3 de sommen niet geautomatiseerd krijgt, heeft herhaling dus weinig zin. Je kunt eerst beter met een paar eenvoudige testjes proberen te achterhalen hoe het met schatten en getalbegrip zit. Als dat niet goed ontwikkeld is, zul je dat eerst met een leerling moeten gaan oefenen. Het online computer programma The number race kan hierbij ondersteuning bieden. Het oefent op een adaptieve manier deze basale vaardigheden, opgevolgd door sommen. Het is geschikt voor kinderen van 4 tot 8 jaar.

Motivatie en dienstbaarheid

Naast dit hoofdstuk over rekenen heeft het boek van Beck nog dertien hoofdstukken waarin onder andere leren, geheugen en de bekende black-out, maar ook verveling en denkpatronen aan de orde komen. Ik kan alle hoofdstukken niet allemaal langs lopen, dan bent u als lezer op een gegeven moment afgeleid (ook een hoofdstuk) en waarschijnlijk ook niet meer zo gemotiveerd dit boek te gaan lezen. Ik deel alleen nog wat Beck over motivatie schrijft. Topbonussen (zoals van bankiers), zegt Beck, werken niet motiverend. Het geeft andere hard werkende medewerkers geen goed gevoel, het kan zelfs jaloezie opwekken. Maar belangrijker is dat die bonussen voorbij gaan aan hoe motivatie werkt. Motivatie komt vooral vanuit jezelf en richt zich op anderen; een taak krijgt zin als je daarmee dienstbaar kunt zijn. Het werkt motiverend als collega’s dat zien en tegen je vertellen. Een geslaagde samenwerking is daarom voor de meeste mensen heel motiverend. Dat principe kun je prima toepassen in een klas met een grote diversiteit in leerbehoeften. Hoe kun je leerlingen zo vormen dat ze met hun leren ook dienstbaar zijn aan medeleerlingen? Het is echt zinvol om daar in het team eens met elkaar over na te denken op een studiemiddag. Je kunt bijvoorbeeld denken aan hoe je instructie geeft, of aan hoe je groepen of maatjes samenstelt.

Motivatie bij saaie klusjes: sociale controle

Helaas zijn sommige taken saai. Denk maar aan het uitwerken van de 10 minuten gesprekken in Parnassys, een tijdrovende klus. Dan helpt ons brein niet mee, dat geeft namelijk liever snel een “kick-signaal” af. Dat is de reden dat we sneller onze smartphone pakken en tijdrovende klussen vaak blijven uitstellen tot de deadline nadert. Grote klussen kun je daarom het beste opdelen in kleine stukjes en je moet vooral voldoende pauzes inlassen. In pauzes kan ons brein namelijk ‘op adem’ komen en dat komt onze creativiteit ten goede. Ook voorkom je hiermee dat je fouten gaat maken als gevolg van overbelasting van je brein. En ook hier: sociale controle werkt verrassend goed. In het geval van de 10 minuten gesprekken zou je met een paar collega’s een moment kunnen afspreken waarop iedereen daaraan gaat werken. Je spreekt af na tien uitgewerkte gesprekken een pauze in te lassen. Geheid dat niemand in de verleiding komt er toch maar acht uit te werken. Voor je het weet, ben je klaar.

Conclusie

Dit waren slechts een paar leuke en nuttige wetenswaardigheden uit ‘Fouten maken is goed voor je brein’. Het boek staat vol met leuke wetenswaardigheden, nuttig voor het onderwijs, maar ook voor je dagelijks leven. Het boek is op zeer toegankelijke wijze geschreven. Je hoeft geen neurowetenschapper te zijn om te snappen wat er staat. Beck heeft het wetenschappelijk goed onderbouwd, beschrijft gebruikte psychologische taakjes uit onderzoek en nodigt de lezer uit zelf opdrachten uit te voeren. Aan de hand van dagelijkse voorbeelden, veelal met humor omkleed, leer je echt iets over ons wonderlijke brein. Zelf ontdekte ik onder andere dat ons brein niet is ingesteld op perfectie. We mogen fouten maken, verkeerde beslissingen nemen. Een hele geruststelling. God is echter nog veel wonderlijker dan ons brein, bij Hem mogen we om vergeving vragen voor de fouten die we maken. Dat is echte genade waar we van mogen leven. Dat gaat ons brein te boven.