Doe onderzoek naar Bijbelgebruik leraren op refoscholen 21 september 2017 Door Elsbeth Visser

Een onderzoek hoe leraren op reformatorische scholen de Bijbel gebruiken zou waardevolle informatie opleveren, betogen Corina Nagel en Elsbeth Visser.

Deze blog verscheen eerder in het Reformatorisch Dagblad

Leraren op protestants-christelijke scholen worstelen met Bijbelgebruik. Die conclusie uit een onderzoeksrapport kreeg deze week veel publiciteit in diverse media. Het maandag gepubliceerde onderzoek naar Bijbelgebruik op protestants-christelijke scholen voor basis- en voortgezet onderwijs is uitgevoerd door de Christelijke Hogeschool Ede (CHE) en de Protestantse Theologische Universiteit (PThU) in opdracht van Verus. Als onderzoekers zijn we blij met de aandacht voor onze bevindingen, vooral omdat dit op tal van plekken aanzet tot nadenken over het gebruik van de Bijbel op school.

Een van de uitdagingen die leraren binnen het protestants-christelijke onderwijs ervaren, is hoe zij de relevantie van de Bijbel kunnen uitleggen aan leerlingen die niet-christelijk zijn of een andere geloofsovertuiging aanhangen. Ook leraren die zelf niet meer geloven of zichzelf niet christelijk noemen, vragen zich af wat zij met de Bijbel kunnen doen en op welke manier.

In sommige gevallen laat men de leerlingen kennismaken met een zeer uitgeklede versie van de Bijbel. Leraren vertellen bijvoorbeeld alleen de bekende verhalen, zoals over Abraham, Noach, Kerst en Pasen. Of men laat de Bijbel helemaal dicht. Door een dergelijke benadering leren de leerlingen de Bijbel nauwelijks kennen.

Invloed

Wanneer de enige conclusie uit het onderzoek was dat leraren worstelen met de Bijbel en hem daarom vaak dicht laten, dan zou dit somber kunnen stemmen. Een andere belangrijke conclusie is echter dat de Bijbel op verrassend veel manieren gebruikt wordt in het protestants-christelijke onderwijs. Met name op scholen waar zowel leraren als leerlingen meestal een christelijke achtergrond hebben, komt de Bijbel op allerlei manieren ter sprake. De Bijbel heeft een duidelijke plaats bij dagopeningen, vieringen, tijdens vergaderingen, verwijzingen tijdens andere lessen, zingen enzovoort.

Daarnaast is de invloed van de Bijbel op andere manieren terug te vinden in de school: niet direct zichtbaar, maar onmisbaar voor de kernwaarden en de schoolcultuur. Met Bijbelse kernbegrippen als barmhartigheid, rechtvaardigheid en genade leggen leraren en schoolleiders uit hoe zij met hun leerlingen en met elkaar om willen gaan.

Tijdens de interviews met leraren en schoolleiders viel het ons op dat leraren de Bijbel veel vaker gebruiken als de Bijbel voor henzelf belangrijk is. Dit gold in de eerste plaats voor de leraren die de Bijbel vooral als een geloofsboek zien. Maar ook leraren die de Bijbel niet als geloofsboek zien, maar wel als wijsheidsboek of als cultuurhistorisch boek, gebruiken de Bijbel vaker dan niet-christelijke leraren voor wie de Bijbel persoonlijk geen betekenis heeft of die de Bijbel alleen zien als een geloofsboek voor gelovigen.

Daarom hebben we gesuggereerd om de Bijbel op scholen waar veel van de leerlingen en leraren geen christelijke achtergrond hebben, niet alléén als geloofsboek te zien. Dat biedt leerlingen en leraren ruimte om open met de Bijbel aan de slag te gaan, ook wanneer zij zichzelf niet gelovig noemen. Op deze manier kunnen leerlingen toch in aanraking gebracht worden met de Bijbel.

Dichtbij brengen

Dat leraren worstelen met de Bijbel heeft niet alleen te maken met de visie die zij op de Bijbel hebben. Op bijna alle scholen, ongeacht de leraren- en leerlingenpopulatie, geven leraren aan een bepaalde handelingsverlegenheid te ervaren bij het gebruik van de Bijbel. Vaak wordt dezelfde didactiek gebruikt. In het primair onderwijs vertellen leraren bijvoorbeeld opvallend veel Bijbelverhalen. Behalve dat het eenzijdig is om altijd dezelfde didactiek te gebruiken, is het gevolg hier ook van dat sommige delen uit de Bijbel nooit ter sprake komen omdat ze lastig vertelbaar zijn. Dat is jammer!

Leraren vinden het daarnaast lastig hoe ze het verhaal dicht bij de leerlingen kunnen brengen, zodat ze zich aangesproken voelen. Leraren laten leerlingen vrij weinig zelf nadenken over de betekenis die een bepaald Bijbelverhaal heeft voor hun dagelijks leven, door middel van gesprek of opdrachten. Christelijke leraren die meededen aan het onderzoek bleken vooral de boodschap van een Bijbelgedeelte uit te leggen, achtergrondinformatie over het Bijbelgedeelte te geven of te vertellen wat het Bijbelgedeelte voor hen persoonlijk betekende.

Op deze manier verricht de leraar het denkwerk voor de leerling. Daardoor bestaat het risico dat leerlingen de boodschappen niet verinnerlijken en de godsdienstles los blijft staan van de rest van hun leven. Het zou leraren enorm kunnen helpen als zij kennisnemen van ideeën vanuit de godsdienstpedagogiek om de Bijbel dichterbij te brengen. Zodat het niet alleen een Verhaal is waar de leraar in gelooft, maar ook een Verhaal is dat de leerlingen zelf te denken geeft

Het commentaar in RD 12-9 suggereerde dat de resultaten van dit onderzoek wellicht anders waren geweest als reformatorische scholen meegedaan zouden hebben. Ons inziens zou het zeer interessant zijn het onderzoek ook op reformatorische scholen uit te voeren. Hoe wordt de Bijbel gebruikt, met welke didactische aanpak? Hoe probeert men het Bijbelverhaal dicht bij de leerling te brengen? Welke uitdagingen ervaren leraren rond het Bijbelgebruik?

De resultaten van zo’n onderzoek zouden reformatorische scholen helpen om te ontdekken of en waar gezamenlijke bezinning van leraren nodig is. Daarnaast zou het de pabo-opleiding kunnen helpen leraren op de juiste manier voor te bereiden op het werken in het reformatorisch onderwijs. Het is dan ook een uitdaging voor reformatorische scholen dit te laten onderzoeken.

Corina Nagel-Herweijer is verbindend specialist kerk en school bij de Protestantse Kerk in Nederland. Dr. Elsbeth Visser-Vogel is onderzoeker en docent bij Driestar educatief. Voor het genoemde onderzoek waren ze gedetacheerd bij respectievelijk de CHE en de PThU.