Christelijk onderwijs: what’s in a name? 15 januari 2015 Door A. (Bram) de Muynck

Is christelijk onderwijs meetbaar anders? Nee, betoogt lector A. (Bram) de Muynck. ‘Christelijk’ is niet een concurrerend woord maar een verwijzend woord. Het bijvoeglijk naamwoord is een belijdenis dat Christus het oriëntatiepunt is.

Waarin is christelijk onderwijs nu echt anders? Deze vraag komt bijna altijd langs wanneer ik in een workshop of lezing over identiteit iets uitleg over christelijk leraarschap. Je kunt op grond van je Bijbelse overtuiging iets zeggen over een barmhartige grondhouding of over het belang van het aanleren van respect bij leerlingen. ‘Maar’, zo zegt dan meestal iemand in de zaal ‘dat vinden mensen in het openbaar onderwijs toch ook belangrijk? Maken wij echt het verschil?’

Christelijk onderwijs is niet anders

Het antwoord is vaak: nee. Christelijk onderwijs maakt in heel veel opzichten niet het verschil. Tijdens het werken met internationale groepen valt mij op hoe ontzettend Nederlands wij zijn. Mondige kinderen vinden we uiteindelijk belangrijker dan gezag, en daarom hechten we zeer aan interactief onderwijs. Afrikaanse leraren kunnen dat maar niet begrijpen. Het gaat in de Bijbel toch juist over luisteren en gehoorzaamheid? Eerlijk gezegd: we zijn meer Nederlanders dan christenen. We gaan ook gewoon mee met de trends. Als we een onderwijsconcept mooi of belangrijk vinden, gaan we daarin mee, en proberen we er een christelijke rechtvaardiging voor te geven. Wat in de lucht zit, vinden we belangrijk. De eeuw is, zoals bij iedereen, ook in ons hart gelegd.

Christelijk onderwijs is wel anders

Het gevaar van de vraag naar het verschil, is dat je krampachtig gaat zoeken naar indicatoren die ons meetbaar anders maken vergeleken met niet-christelijke scholen. Het lijkt dan of je op de een of andere manier wilt bewijzen dat je beter of anders bent. In zijn proefschrift over de schoolstrijd concludeerde André de Bruijn in 1985 al dat het in het bijzonder onderwijs nooit gelukt is om een confessionele pedagogiek of didactiek te ontwerpen. Het onderscheidende, zo zegt hij, is een mythe.

De naam is de belijdenis

Als we hem gelijk geven, wat maakt dan de identiteit van het christelijk onderwijs nog uit? Heel veel! Het onderscheidende van de identiteit is gelegen in de naam. ‘Christelijk’ is niet een concurrerend woord maar een verwijzend woord. Het bijvoeglijk naamwoord is een belijdenis dat Christus het oriëntatiepunt is. Dat heeft in ieder geval twee gevolgen. De eerste is de inhoud van het ‘verhaal’ wat we kinderen vertellen. Dat is de boodschap van redding. Maar in de tweede plaats bepaalt het je manier van kijken. Christus is de openbaring van God waar je je als leraar naar moet richten. Daarom zeggen Amerikanen vaak dat christelijk onderwijs ‘Christ-centered’ moet zijn. Dat gaat wel met vallen en opstaan.

Begrijpen

Het begrijpen vanuit Christus is niet het begrijpen van pasklare antwoorden maar een manier van reflecteren. Kritisch kijken naar heel ons handelen: op ons doen en laten in de klas, op onze culturele kaders en op de geest van de eeuw die in ons hart ligt. Leraren in het christelijk onderwijs zijn zowel zelfkritisch als cultuurkritisch. Ze zijn dan ook geroepen het soms heel erg anders te doen dan niet-christelijke leraren. Bijvoorbeeld in de omgang met leerlingen, bijvoorbeeld in het omgaan met de leerstof. Dat is lastig en uitdagend, maar vooral ook bemoedigend, omdat we er niet alleen voorstaan. Christelijke leraren klampen zich vast aan de Naam. Als Christelijk onderwijs dan verrassend anders zal blijken te zijn, is dat een geschenk. Christelijk leraarschap is niet een mythe, niet een bewijs, maar een geschenk.