Bach en het raadsel van de excellentie 17 april 2015 Door Bram de Muynck

Bij excellentie moeten we niet in de eerste plaats denken aan het individuele talent, maar aan een traditie die ontwikkeling van dat talent mogelijk maakt. Een goed voorbeeld hiervan is Bach, schrijft lector Bram de Muynck.

Tijdens de afgelopen passietijd was de belangstelling voor Bach weer opmerkelijk groot. Met zijn muziek weet deze 18e eeuwse componist ook in 2015 talloze mensen te raken. Hoe heeft zo’n genie kunnen ontstaan? In onderwijstermen van nu: waarom is juist deze Johan Sebastiaan Bach zo’n excellent musicus geworden? Uit de Bach-biografie van John Elliot Gardiner (‘Music in the Castle of Heaven’ -  hartelijk aanbevolen!) is mij duidelijk geworden dat dit niet alleen aan zijn individuele talent toegeschreven kan worden. Er zijn aanwijzingen dat hij op de lagere school een middelmatige leerling was.

Gezin

Wat dan wel? Om te beginnen groeide Bach op in een familie waarin al generaties lang muziek beoefend werd. De familie Bach had zo’n grote reputatie dat een van de vorsten uit de omgeving alleen een Bach als organist wilde hebben. In huize Bach was er dagelijks muziek. Als kind was hij vertrouwd met de meest basale regels van harmonisatie, van ritme en hoe hij muziek op notenbalken moest noteren. Hij heeft het bij zijn vader gezien en als hij na de dood van zijn ouders bij zijn oudere broer in huis komt, is het al niet anders. Behalve dat hij iedereen muziek zag maken leerde hij in het gezin ook de viool en het klavier bespelen. Dat ging als vanzelf.

Onderwijs

Maar dat was niet alles. Er was ook nog het gewone schoolonderwijs. In het lager onderwijs dat hij bezocht was zingen een normaal onderdeel van het programma. Iedere dag werd er, direct na de middag, een uur zangonderwijs gegeven. Het bevorderde de spijsvertering, zo dacht men. Een uitgelezen moment om dit belangrijke curriculumonderdeel op het rooster te zetten. De koralen die hij later in zijn cantates en passionen gebruikte resoneerden al van jongs af aan in zijn hoofd. Zo was het niet alleen bij hem, maar ook bij al die klasgenoten. Toen hij op de kostschool in Lüneburg kwam, werd hij een niet onverdienstelijk zanger. Omdat hij al snel de baard in de keel kreeg duurde dat niet lang, maar juist in die periode leerde hij om zijn stem in de liturgie te gebruiken.

Professie

En dan lijkt het schoolse leren geruisloos over te gaan in de beroepsvorming. Twee jaar later ging hij bij Georg Böhm in de leer als organist. Daar ging hij voort in de traditie die hij al van huis uit kende: muziek overschrijven, kijken hoe de grote meester het doet en zelf langzaamaan volop mee gaan doen. Zo werd deze Bach als vanzelfsprekend onderdeel van een grote traditie. In zijn verdere loopbaan ontwikkelde hij zich steeds duidelijker als een groot musicus, die als zodanig door tijdgenoten erkend werd.

Leraarschap

Wat leren we hiervan voor het leraarschap? Vooral dit: dat je bij excellentie niet in de eerste plaats moet denken aan het individuele talent, maar aan een traditie die ontwikkeling van dat talent mogelijk maakt. Talent ontstaat niet door gedrag van veelbelovende kinderen of jongeren te belonen of door aanlokkelijke prijzen uit te schrijven, maar door gezamenlijk een cultuur van passie en hard werken te beoefenen. Een goede leraar moet een rijke leeromgeving bevorderen, zeggen we in de 21e eeuw. Onlosmakelijk verbonden met die traditie is dus gezamenlijk veel met de leerstof bezig zijn (heel de klas leert zingen), veel oefenen (niet een kwartier per dag zingen, maar een uur), concentratie (allemaal gelijk inzetten), nieuwsgierigheid (hoe kan ik nog een mooier contrapunt maken), aandacht voor de verfijning (netjes de noten overschrijven, anders kan de muzikant het niet lezen) enzovoort. Iets om over na te denken als de 21e century skills voor het voetlicht komen.

De beslissende factor

Tot slot: die traditie van Bach had ook nog een andere dimensie. Een niet-gelovige als Witteman kan met droge ogen beweren dat Bach ook zonder theologie deze ontroerende muziek kon schrijven. Gardiner laat zien dat dit beslist onmogelijk is. Deze professie kon zich alleen ontwikkelen dankzij de confessie. Van jongsaf vertrouwd met de Bijbel en met de Lutherse liturgie, ontwikkelde zich het verlangen om de kerk te dienen met muziek. Bach had gemakkelijk een hoog gewaardeerde positie aan een vorstenhof kunnen hebben, zo laat Gardiner zien, maar zijn grote verlangen was om het hele liturgische jaar te vullen met muziek.

Als ik over de jeugd van Bach lees, blijkt dit verlangen meer ontstaan ondanks dan dankzij zijn leraren. Ik haast me direct te zeggen dat het ook anders kan en gebeurt. Een christelijke leraar heeft een groot verlangen bij de vorming van talent. En ook in deze dimensie kan het niet zonder ambachtelijkheid. Door de dagelijkse bijbellezing, het gebed, het spreken over de geloofswaarheden, het zingen van liederen, door al die dingen bloeit het geloof op en het verlangen tot een leven van dienstbaarheid.