Waarom we in gesprek moeten over onze belijdenis 25 januari 2017 Door Dr. A.J. (Bram) Kunz

Enkele weken geleden was ik in Doorn op een avond voor drie reformatorische scholen. We dachten na over de gereformeerde belijdenis en het onderwijs. Het hielp de aanwezige leerkrachten de grondslag van hun school voor de praktijk betekenis te geven.

Tijdens de avond zag ik iets moois gebeuren: leerkrachten die elkaar bevragen op wat de belijdenis in hun eigen onderwijs betekent. Daar hoopte ik op toen ik Voor Anker schreef, een boek over de Nederlandse geloofsbelijdenis voor leraren.

Verlangen

De tijd lijkt er rijp voor: om het gesprek te voeren over de grondslag van je school. Natuurlijk is hier in het verleden ook over gesproken. Vooral bij de oprichting van de nieuwe school. De stichters verwezen in de grondslag naar de Bijbel als het Woord van God, en naar de gereformeerde belijdenisgeschriften. Dat was meer dan een goede gewoonte. Er klonk het verlangen in door om kinderen onderwijs te geven, in overeenstemming met Schrift en belijdenis.

De tijd gaat echter voort. Een nieuwe generatie leerkrachten en schoolleiders treedt aan. In veel gevallen ken je het verhaal over de stichting van de school alleen uit de tweede of derde hand. Of van nog eerder. Als nieuwe generatie leven we in een ander Nederland dan de stichters van de school destijds. We hebben te maken met een veranderde cultuur, een voortgaande ontkerkelijking en een volksvertegenwoordiging waarin confessionele partijen een kleine minderheid vormen. Gelukkig is de grondslag van de school niet veranderd. Ook nu ondertekenen we diezelfde grondslag van Schrift en belijdenis.

Dood kapitaal of levende belijdenis?

Hoe houd je echter in de school hetzelfde vuur als tijdens de oprichting van de school brandend? Hoe zorg je ervoor dat het opnemen van Schrift en belijdenis in de grondslag van de school niet slechts een formaliteit zijn, maar een verwoording van het verlangen om kinderen christelijk onderwijs te geven? De grondslag van de school mag immers geen dood kapitaal zijn, waarvan niemand eigenlijk weet wat je ermee moet of kunt. Het gaat erom dat de belijdenis die je leerkrachten laat ondertekenen ook echt leeft in je school. In gesprekken met schoolleiders en leraren valt het me echter op dat dit helemaal niet makkelijk is. Maar het is de moeite meer dan waard. Het bestaansrecht van je school is er immers mee gemoeid.

Voor Anker

De tijd lijkt er rijp voor om in onze tijd het gesprek te voeren over de grondslag van je school. Dat gesprek mag verder gaan dan een cursus die ervoor moet zorgen dat alle neuzen weer dezelfde kant op staan. We mogen onszelf en elkaar voor de vraag stellen waar wij zelf voor staan, wat ónze grondslag is: wat geloof jij en hoe verwoord je dat in je klas? Wie deze vraag stelt, komt vroeg of laat tot de ontdekking dat leven bij de grondslag niet maakbaar is. We zijn ervoor afhankelijk van de Heilige Geest. Tegelijkertijd is het bespreken en doordenken van de belijdenis een prachtig middel om het gesprek te zoeken. Niet alleen om de goede vragen te stellen, maar ook om, in verwachting van Gods Geest, antwoorden te vinden.

Vanuit Driestar educatief heb ik een poging gedaan om de belijdenis te lezen vanuit het perspectief van leerkrachten. De eerste reacties zijn bemoedigend: het is mooi om in scholen gesprekken te zien ontstaan over wat wezenlijk is. Het opnieuw bestuderen van onze belijdenis helpt om ernst te maken met onze roeping en daarmee met de grondslag van onze school. Daar wil Voor Anker toe aanzetten.

Wie volgt?

Wat zou het mooi zijn als we ons in dit jaar van de herdenking van honderd jaar onderwijsvrijheid opnieuw binden aan Schrift en belijdenis. Tot eer van God, tot heil van kinderen, tot zegen voor onze scholen.
En wat die avond in Doorn betreft: wie volgt?
 
Dr. Bram Kunz is predikant en docent godsdienst bij Driestar hogeschool. Nodig Bram Kunz uit voor een gesprek over de betekenis van de belijdenis op jouw school. Bestel Voor Anker hier.