Bestrijding van leesfouten bij kleine woordjes 13 februari 2018

Bij het lezen van een tekst kan een leeszwak kind fouten maken bij, zoals dat in de vakliteratuur genoemd wordt, functiewoorden en inhoudswoorden. Functiewoorden zijn de kleine woordjes zoals voorzetsels, lidwoorden, aanwijzende voornaamwoorden (bijvoorbeeld: die, dat), persoonlijke voornaamwoorden, en zo voort. Inhoudswoorden zijn de overige woorden en die zijn langer. In deze bijdrage een beproefde aanpak voor functiewoordjes.

Hoe pak je dit als ib’er aan?

Onderbreek het kind niet zodra het een piepklein woordje fout leest (bijvoorbeeld: de in plaats van die en jij  in plaats van je). Laat eerst de zin afmaken. Mogelijk verbetert het de gemaakte leesfout. Als dat niet gebeurt – en dat is waarschijnlijk -  onderbreek dan wel, wijs het woordje aan en doe het volgende.

Laat van het woordje eerst een fotootje maken: Hierbij bekijkt het kind het woordje teken voor teken, sluit haar/zijn ogen en probeert zo het woord innerlijk te zien. Daarna gaat het op de grote-mensen-manier (= alfabetisch) hakken en plakken. Bij een woordje als ‘die' gaat dat zo: dee, ie, ee. Die. Vervolgens gaat het op de kleine-mensen-manier (= fonetisch) hakken en plakken. Het benoemt eerst de klanken en daarna het woordje: d, ie. die.

Leest het kind de volgende keer dat woordje nu goed? Was dat maar waar. De volgende keer doe je precies hetzelfde. De praktijk leert dat na een aantal malen de fout dan geleidelijk aan verdwijnt. Bij het ene kind uiteraard sneller dan het andere kind.

Meer informatie voor de ib’er

Wil je nog meer interessante informatie te weten komen die relevant is voor jou als ib’er? Ga dan naar onze pagina voor ib’ers.

Meer nieuws