Voor- en vroegschoolse educatie kan beter 18 november 2015 Door L.J. (Laura) Zwoferink, onderwijsadviseur jonge kind en specialist ouderbetrokkenheid

Voorscholen in Nederland werken niet! Deze conclusie werd vorige week gepresenteerd door bijzonder hoogleraar Robert Fukkink. Fukkink analyseerde 21 onderzoeken rondom voorscholen in Nederland. De opbrengst is nul op taal, rekenen en sociaal-emotioneel gebied. ‘Stoppen’, zegt hij daarom. ‘Niet doormodderen.’ Deze conclusie is ongenuanceerd, betoogt Laura Zwoferink.

Graag wil ik de volgende stelling poneren: Daar waar bekwame beroepskrachten het kind kansen bieden zich spelenderwijs te ontwikkelen, is voor- en vroegschoolse educatie effectief. Samenwerking met ouders is daarbij van cruciaal belang.

Segregatie

Voorscholen werken niet, zegt Robert Fukkink. En hij heeft voor een deel gelijk. Een van de problemen die hij noemt, is bijvoorbeeld de segregatie. Op veel voorscholen krijgen kinderen met een dreigende ontwikkelingsachterstand gerichte training met behulp van VVE-programma’s. Vaak zie je dat kinderen met achterstand in aparte groepen worden begeleid, de zogenaamde segregatie. Dat is in de praktijk niet effectief. Uit promotieonderzoek van Annika de Haan (Universiteit Utrecht) blijkt dat jonge kinderen veel meer gebaat zijn bij gemengde groepen. Vooral de interactie tussen groepsgenootjes draagt in hoge mate bij aan hun ontwikkeling. Daarom pleit ik ervoor dat kinderen met een (dreigende) ontwikkelingsachterstand zich ‘gewoon’ bevinden in reguliere groepen.

Belang van spelen

Fukkink geeft aan dat er zo weinig écht geleerd wordt in de voorschoolse periode. Er gaat teveel tijd ‘verloren’ aan de dagelijkse rituelen en activiteiten. Daarin ben ik het volstrekt met hem oneens. Jonge kinderen leren vooral door spelen. Pedagogisch medewerkers moeten een uitdagende spelomgeving creëren waarbij kinderen volop gelegenheid krijgen te experimenteren. Uit het onderzoek van De Haan blijkt dat kinderen in groepen waar de beroepskracht veel ontwikkeling stimulerende activiteiten aanbiedt en begeleidt, een snellere ontwikkeling laten zien. Die activiteiten moeten echter niet op schoolse wijze aangeboden worden omdat jonge kinderen daar niet aan toe zijn.

Scholing

Fukkink heeft niet onderzocht in welke mate de pedagogisch medewerker beter in haar vak wordt na scholing. Ik ben er van overtuigd dat het nodig is dat beroepskrachten steeds scholing ontvangen. Een pedagogisch medewerker moet goed kunnen reageren op de spontante uitingen van kinderen en de interactie tussen groepsgenoten positief stimuleren. Ook structuur bieden en grenzen aangeven zijn vaardigheden die de beroepskracht moet beheersen. Aan de hand van gerichte observaties begeleidt de beroepskracht het jonge kind in zijn sociale en cognitieve ontwikkeling. `

Ouders

Als laatste breek ik een lans voor de ouders. Wat spelen ouders een belangrijke rol in de ontwikkeling van hun kinderen! Ik ben ervan overtuigd dat begeleiding van jonge kinderen geen kans van slagen heeft als ouders niet betrokken worden. Laten beroepskrachten in de voorscholen intensief met hen samenwerken. Heb veel verwachting van ouders. Samen sta je sterk!

Conclusie

Is voor- en vroegschoolse educatie echt mislukt? Dat zou je kunnen zeggen over de praktijk in veel voorscholen. Maar als beroepskrachten kinderen stimuleren in hun spel en onderlinge interactie en daarnaast een hoge betrokkenheid van ouders ervaren, kan dit substantieel bijdragen aan hun ontwikkeling. Laten wij kinderen vooral kans geven zich te ontplooien op de manier waarop ze dat het liefst doen.