Ouderbetrokkenheid begint thuis 27 februari 2017 Door Laura Zwoferink

Ouderbetrokkenheid doet ertoe! De laatste tijd staat dit onderwerp – terecht – volop in de belangstelling. Anders dan het woord doet vermoeden, zijn ouders én (voor)school verantwoordelijk voor regelmatig contact over de ontwikkeling van het kind.

Ouderbetrokkenheid in de belangstelling

Vanuit het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen is er de laatste jaren veel aandacht voor ouderbetrokkenheid. Mede naar aanleiding van het advies van de Onderwijsraad werd ouderbetrokkenheid tot speerpunt verheven. Zo liet het ministerie een handreiking ontwikkelen voor voor- en vroegschoolse instellingen die serieus aan de slag willen met ouderbeleid. De Inspectie voor het Onderwijs kijkt ook naar dit beleid. In het toezichtkader vve zijn zeven indicatoren opgenomen die ingaan op de ouderbetrokkenheid. Tevens is er een inspectieoordeel op gemeentelijk niveau.

Ouderbetrokkenheid en voor- en vroegschoolse educatie

Ouderbetrokkenheid is dus niet alleen belangrijk voor het primair en voortgezet onderwijs, maar begint al eerder. De voorschool legt de basis. Juist voor de vve-instellingen ligt er een schone taak om de samenwerking met ouders goed vorm te geven. Vooral bij jonge kinderen, die nog sterk afhankelijk zijn van hun ouders voor wat betreft de ontwikkeling van kennis en vaardigheden, is de ondersteuning van ouders erg belangrijk. Uit de vve-bestandsopname bleek dat nog niet alle vve-locaties een expliciet ouderbeleid hebben. De eis van de Inspectie is dat alle elementen van het ouderbeleid uit het toezichtskader op orde zijn. Er zijn zeven indicatoren op het gebied van ouderbeleid waar een vve-instelling op beoordeeld wordt. In het toezichtskader worden ze kort genoemd:
  1. De ouderpopulatie;
  2. Informeren van ouders;
  3. Intakeprocedure;
  4. Ontwikkelingsgerichte activiteiten;
  5. Participatie van de ouders;
  6. Informeren over de ontwikkeling van kinderen;
  7. Rekening houden met de thuistaal (facultatief).

Stimuleren van ontwikkeling

Voor- en vroegschoolse educatie is bedoeld voor kinderen tussen de 2,5 en 6 jaar met een (mogelijke) achterstand. Door vve kunnen ze op speelse wijze die achterstand inhalen en een goede start maken op de basisschool. Omdat er positief verband bestaat tussen actieve bemoeienis van de ouders en de taalprestaties van kinderen, is het belangrijk dat daarop ingespeeld wordt. In de vve-programma’s wordt om die reden veel aandacht besteed aan de taalontwikkeling en ook aan sociaal-emotionele ontwikkeling, motoriek, ontluikende geletterdheid en ontluikende gecijferdheid, maar thuis moet dat net zo goed gebeuren. De thuissituatie is bepalend voor de ontwikkeling van het kind. De thuis- en gezinsfactoren blijken nog meer van belang te zijn dan de kwaliteit van de leerkracht of de pedagogisch medewerker. Het gedrag van ouders thuis naar de kinderen heeft namelijk meer invloed op de prestaties van kinderen dan participatie van de ouders op de (voor)school. Echter, lang niet alle ouders weten precies hoe ze hun kind een stabiele en stimulerende omgeving kunnen bieden. Daar ligt een taak voor de (voor)school. Ouders kunnen door de (voor)school gestimuleerd en ondersteund worden om thuis spelenderwijs te werken aan de (taal)ontwikkeling van hun kind. Het scheppen van een rijke leeromgeving thuis is een onderwerp dat in het beleidsplan ouderbetrokkenheid van elke voor- en vroegschool een plek zou moeten krijgen. Ook het opnemen van ouderprogramma’s in het aanbod zou de ouderbetrokkenheid kunnen vergroten.

Samenvatting

Voor de ontwikkeling van (jonge) kinderen is ouderbetrokkenheid van groot belang. Omdat de ouderbetrokkenheid vooral thuis moet gebeuren en met name daar effect sorteert, dient de voorschool dat te stimuleren. Een voorschool doet er daarom goed aan om ouders te informeren en te stimuleren om thuis een rijke leeromgeving te scheppen. Een aanbod van ouderprogramma’s kan de ouders helpen om hun kind verder te helpen en een goede start op de basisschool mogelijk te maken. De rol van de pedagogisch medewerkers bij het gestalte geven van ouderbetrokkenheid is daarbij cruciaal. Zij zijn het immers die vanuit hun professie contacten met de ouders en de kinderen onderhouden en vormen daarmee een belangrijke spil in de pedagogische driehoek kind – (voor)school – ouder.