Onderzoek motivatie van leerlingen tijdens coronacrisis 27 mei 2020 Door J.A. (Arjan) Meerkerk en N.J. (Neely Anne) de Ronde

Een van de klassieke uitdagingen in het voortgezet onderwijs (VO) is het motiveren van de leerlingen. Sommigen beweren dat hiervoor een ingrijpende stelselwijziging nodig is. Maar de motivatie daarvoor is nooit groot geweest. Deskundigen beweren dat tot wel 70% van de geplande veranderingen in het onderwijs überhaupt niet van de grond komen.

Of veranderingen succesvol zijn, is afhankelijk van verschillende factoren. Deze zijn mooi samengevat in de formule S=W*M*K. Het succes van een verandering (S) is afhankelijk van het willen (W), maal het moeten (M), maal het kunnen (K). De ‘menselijke factor’ is in vrijwel alle gevallen doorslaggevend voor het wel of niet bereiken van een verandering.

Snel omgeschakeld naar afstandsonderwijs

De coronacrisis illustreert hoe flexibel en veranderingsbereid het onderwijs daadwerkelijk is. Het onderwijssysteem werd in nauwelijks 48 uur tijd werkelijk volledig gekanteld. Voor velen was dat ondenkbaar. Wat hier natuurlijk aan bijdroeg was de noodzaak die van buitenaf opgelegd werd. Niet in beweging komen was voor niemand een optie. Een vergaande revolutie in de pedagogische en didactische aanpak van leraren was het gevolg. We zagen leraren die hun overtuigingen over inzet van digitale middelen aan de kant zetten en uitstekend geslaagde instructiefilmpjes en oefenmateriaal ontwikkelden. We zagen leerlingen die best willen leren, zeker als ze daarbij wat meer (keuze)vrijheid en flexibiliteit ervaren. We hoorden van mentoren die echte aandacht hadden voor de persoonsvorming van hun mentorleerlingen door hen allemaal te bellen. We zagen leerlingen die cognitief sneller ontwikkelden nu het keurslijf van het lesurensysteem wat losgelaten werd. Zowel onder de waterspiegel als er boven is veel geleerd door alle betrokkenen. Een goed moment om te onderzoeken wat deze ingrijpende stelselwijziging gedaan heeft met de motivatie van de leerlingen.

Leerervaringen in coronatijd

Hoe kun je je leerlingen weer bij de les krijgen en je onderwijs door ontwikkelen? Door hen te bevragen over de afgelopen periode en  interesse te tonen. Dat kan door te vragen hoe het ze vergaan is, hoe ze het leren  hebben aangepakt, maar vooral ook door te vragen naar hun vrijetijdsbesteding. Je toont interesse in ze en hebt daarmee oog voor de hele ontwikkeling van leerlingen. Op dit moment doen we samen met een aantal scholen onderzoek naar de leerervaringen uit deze crisis. Vragen die daarbij relevant zijn: hoe staat het ervoor met de kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming van de leerlingen (Biesta, 2015). Op welke terreinen heeft hun ontwikkeling stilgestaan of is er juist sprake van een versnelling? En wat zegt dat over de rol die professionals daarin vervuld hebben? We zijn heel benieuwd hoe leerlingen, docenten, ouders en schoolleiders terugkijken op de achterliggende maanden. Wat vonden zij het meest leerzame moment in deze periode? Wat hebben zij nu het allermeest gemist? Wat zouden zij richting de toekomst graag willen behouden, ontwikkelen en/of loslaten en waarom?

Benut de input van je leerlingen, dat motiveert hen

Het allerbelangrijkst daarbij zijn wat ons betreft de antwoorden van de leerlingen. Hun intrinsieke motivatie is immers het allerbelangrijkst als we kijken naar de toekomst. Want wat willen zij de komende periode bereiken nu de scholen weer open gaan? Zeker weten dat de leerlingen in staat zijn om daar een antwoord op te geven als de vraag oprecht gesteld wordt. Puber of geen puber. En het antwoord wat de leerlingen op die vraag geven (of de vraag nu hardop gesteld wordt of niet) is bepalend voor hun motivatie in de lessen straks. Leerlingen worden serieus genomen door gehoord en gezien te worden. Vanuit wetenschappelijk onderzoek naar motivatie weten we dat drie factoren van essentieel belang zijn voor de intrinsieke motivatie van leerlingen: autonomie, competentie en relaties (Deci en Ryan, 2000). Bij autonomie gaat het erom dat er een zekere vrijheid is en iets te kiezen valt. Uiteraard gecombineerd met begrenzing, waar pubers ook behoefte aan hebben. Bij competentie dat leerlingen zich bekwaam weten om de taak aan te kunnen en daarin iets nieuws bij kunnen leren. Dit vereist dat leerlingen uitgedaagd worden op het niveau dat bij hen past. Bij relaties gaat het erom dat leerlingen er in de groep bij horen en er toe doen. Het is daarom belangrijk om aandacht te besteden aan het groepsproces en ieders rol daarin. Goed dus om bijvoorbeeld tijdens een gesprek met je mentorklas door te vragen op hoe ze achterliggende periode ervaren hebben, wat ze buiten school om gedaan hebben, wat ze willen meenemen en wat ze snel anders willen. Dat helpt jou als mentor om weer tot echt contact te komen en het komt je schoolontwikkeling ten goede.

Door welke bril kijk jij?

Tot slot: heel belangrijk is door welke bril de school kijkt naar de onderzoeksresultaten. Er ligt een kans om de input te benutten om nog meer oog te krijgen voor de hele ontwikkeling van leerlingen. Ook in het VO is dat nog steeds nodig. Veel scholen hebben dat in hun missie verwoord en willen dat ook graag. En het kan, juist nu. Deze missie vormt toch het kompas waar het schip ook tijdens de heropening van de school op vaart? Belangrijk om dit uit te werken in de visie voor de komende periode en de middelen erbij te zoeken om dit te realiseren.

We helpen je hier graag bij!

Wil je ook meedoen aan onderzoek naar motivatie van leerlingen? Wil je ook onderzoeken welke leerervaringen jouw schoolontwikkeling een boost kunnen geven? Laat het ons weten. We maken graag samen een passend plan.

Arjan Meerkerk, onderwijsadviseur
Neely Anne de Ronde-Davidse, lector inclusieve klassen, onderzoekscentrum Driestar educatief.