'Help élk kind zich verder te ontwikkelen' 25 maart 2021 Door Kees de Groot (DRS)

Het onderwijs heeft een belangrijke taak om verschillen in school- en beroepsloopbanen van jongens en meiden te verkleinen, vindt de Onderwijsraad. Twee experts reageren kort op die stelling en komen met tips voor juffen en meesters.

Dit interview verscheen eerder in DRS (februari 2021)

Jongens doen het minder goed op school, constateert de Onderwijsraad in een recente publicatie (zie kader).
Meisjes blijven juist achter op de arbeidsmarkt. Jelle Jolles, emeritus hoogleraar neuropsychologie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, herkent die analyse. Ook deelt hij de adviezen van de raad. ‘Scholen moeten leerlingen niet alleen kennis verschaffen, maar ook bijdragen aan hun persoonlijke groei en ontwikkeling.’ Biologische verschillen tussen beide seksen zíjn er, benadrukt de wetenschapper. ‘Daaraan is niets te veranderen. Maar aan de manier waarop we met kinderen omgaan wel.’ Om hen allemaal – jongen, meisje, kansrijk of kansarm – dezelfde mogelijkheden te geven zich breed te ontwikkelen, noemt Jolles het ‘essentieel’ dat leraren hun leerlingen niet op een stereotype manier benaderen: ‘Het is bijvoorbeeld schadelijk als een docent tegen een meisje zegt: “Dat vak is niks voor jou, dat is voor jongens.” Sta ervoor open dat ze ook andere, niet-traditionele keuzes kan maken. En inspireer haar daarin, wijs haar de routes.’ Dat meisjes anno 2021 bijvoorbeeld ook in het leger dienen en mannen thuis meer zorgtaken op zich nemen, waardeert onderwijsadviseur Jan Verburg van Driestar educatief. Hij ziet echter dat op veel scholen van jongens gedrag  wordt gevraagd waar meisjes beter in zijn. ‘Zoals samenwerken, reflecteren, praten over je gevoelens. Maar  jongens stoeien graag.’ Maak het onderwijs juist interessanter voor jongens, bepleit hij. ‘Dat zal dan ook te merken zijn in de aanmeldingen voor de pabo.’

Profiteren

‘Laat jongens en meisjes vooral bij elkaar in de klas’, adviseren Jolles en Verburg. ‘Ze kunnen namelijk veel van elkaar leren’, legt Jolles uit. Wie alle kinderen gelijke kansen wil bieden, moet volgens Verburg op school bewust inspelen op de verschillen tussen beide geslachten. ‘Houd rekening met specifieke leerbehoeftes van jongens. Dat vergroot hun succes. En de meiden profiteren er ook van.’ Zo helpt het beiden om de les soms te starten zónder voorafgaande instructie. ‘De jongens komen er dan al snel achter dat ze nog niet alles snappen – en de meisjes leren om van start te gaan en te zien waar het schip strandt.’ Jongens moet je trainen in empathie, gaat Jolles verder. ‘Ze moeten leren begrijpen waarom ze doen wat ze doen. Train ze in taal en in verwoorden: dat helpt in de ontwikkeling van zelfinzicht en daardoor zelfregulatie. Dat merk je door een betere impulsbeheersing.’ Meisjes zijn er volgens hem mee geholpen als de leraar hen aanmoedigt nieuwsgierig en ondernemend te zijn. ‘Leer ze wat meer buiten de geijkte paden te lopen. Stimuleer bij hen het handelen, acties, dóén, waarin jongens vaak wat beter zijn. Laat hen bijvoorbeeld ook eens iets bouwen. Dat is goed voor hun ruimtelijk inzicht en dat helpt hen weer bij wiskunde.’ Belangrijk is dat de docent oog heeft voor elke leerling, vat Jolles samen. ‘Als je ziet dat een kind achterblijft, spring dan in op zijn specifieke behoefte en geef het de  vaardigheden die het nog ontbeert.’ Actiegericht Het onderwijs is steeds taliger geworden, constateert Verburg. Dat is in het voordeel van meisjes. ‘Jongens hebben veel meer behoefte aan duidelijke voorbeelden, zijn meer actiegericht.’ Korte opdrachten passen daarbij. Ze hebben ook baat bij beweging, vervolgt hij. ‘Bewegen, daar begint het mee’, haakt Jolles in. ‘Dat is gekoppeld aan handelen en – neuropsychologisch gezien – stimuleert dat de ontwikkeling van het denken.’ ‘Kinderen balen soms van buitenspelen omdat daar geen schermen zijn’, merkt Verburg. Daardoor raken ze hun energie niet kwijt. ‘Ik vermoed dat veel jongens zo beweeglijk zijn
omdat hun bewegingsbehoefte niet wordt bevredigd.’
 

Onderwijsraad bepleit genderneutralere aanpak

Ieder kind moet zijn capaciteiten kunnen ontwikkelen ‘en zich vrij voelen een school- en een beroepsloopbaan te kiezen die daarbij passen’, schrijft de Onderwijsraad in Een verkenning van sekseverschillen in het onderwijs. Verschillen tussen jongens en meiden op school ‘hangen vooral samen met (…) denkbeelden over gender’, aldus het adviesorgaan. Zo geven leraren jongens de meeste aandacht; tegelijk hebben zij positievere verwachtingen van meiden. Verschil mag er zijn, vindt de raad, ‘maar niet als gevolg van beperkte keuzevrijheid en ongelijke kansen.’ Het onderwijs moet de verschillen helpen verkleinen, stelt de Onderwijsraad, zodat jongens én meiden later meer kunnen bereiken in en voor de samenleving. Hoe? ‘Kijk naar de individuele leerling en niet naar geslacht. Bepaalde behoeften of kenmerken als “typisch” voor jongens of meiden benoemen, kan stereotyperend werken.’ ‘Voorkom stereotypen in lesmateriaal’, vervolgt de raad. En: stimuleer meisjes vaker om te kiezen voor techniek en jongens voor onderwijs en zorg.

Thuisfront

Scholen moeten rekening houden met de thuissituatie van kinderen, beklemtonen Jolles en Verburg. ‘Dat verklaart namelijk veel verschillen tussen klasgenoten’, verklaart Jolles. ‘Het maakt enorm veel uit of ouders hun kind stimuleren om nieuwsgierig te zijn en zich te ontwikkelen, dan wel het op straat laten hangen.’ Daarom is het ook zo belangrijk dat scholen samenwerken met het thuisfront, gaat hij verder. ‘Leraren en ouders moeten elkaar als co-opvoeder zien en over en weer kennis en ervaringen uitwisselen.’ Bij ouders is daar behoefte aan, weet hij. Luistergesprekken aan het begin van het schooljaar zorgen ervoor dat leraren hun leerlingen beter leren kennen, noemt Verburg als voorbeeld. En precies dát is cruciaal, benadrukken beiden. ‘Weet wie elk kind is, wat het bezielt en bezighoudt en waar het vandaan komt. En gebruik die kennis om hem of haar te motiveren zich op school verder te ontwikkelen.’ 

Verder lezen?

  • Zie www.onderwijsraad.nl voor de verkenning
  • Steve Biddulph (2007). Jongens. Hoe voed je ze op? Delft: Uitgeverij Elmar
  • Angela Crott (2013). Jongens zijn ‘t. Van Pietje Bell tot probleemgeval. Amsterdam: Atlas Contact
  • Jelle Jolles (2016). Het tienerbrein. Amsterdam: Amsterdam University Press
  • Jelle Jolles (2020). Leer je kind kennen. Amsterdam: Uitgeverij Pluim
  • Kathleen Palmer Cleveland (2013). Lesgeven aan jongens die het moeilijk hebben op school. Rotterdam: Bazalt Educatieve Uitgaven
  • Lauk Woltring (2017). Dat maak ik zelf wel uit!? Harderwijk: Uitgeverij Mooischrijf