Drie basale tips voor een effectieve instructie 11 september 2017 Door Martijn Schumacher

Wat is er leidend in jouw les? De onderwijsmethode, of jijzelf als professional? In de praktijk kom ik nogal eens situaties tegen waarin de onderwijsmethode leidend is in de les. Herken je de volgende situatie?

Tevreden kijkt meester Arends rond. Iedereen zit klaar voor de les. “Wat fijn dat jullie alles zo snel gepakt hebben. Complimenten! Met taal gaan wij het vandaag hebben over het onderwerp in de zin. Wie weet wat een onderwerp is?” (Ik moet de leerlingen activeren, laat ik zo snel mogelijk een beurt geven. Die leerling die het weet heeft dan ook weer een positieve bevestiging). Robins vinger is al eerste te zien. “Dat is het belangrijkste in de zin, meester”. “Nou, Robin, dat is het niet helemaal. Wie weet wat een onderwerp is? (Hé, ik zie dat Anne er weer niet bij is met haar gedachten. Laat ik haar een beurt geven, dan is ze er gelijk weer bij.) “Anne, weet jij het antwoord op mijn vraag?” Een rood hoofd is het antwoord.

Wanneer het derde antwoord weer niet goed is, neemt de meester weer het woord. “Het onderwerp in de zin kun je vinden door de vraag ‘Wie of wat doet het?’ te stellen. Kijk, ik heb een voorbeeldzin op het bord geschreven. Schrijf maar mee!” (Ik moet proberen de leerlingen actief mee te laten doen. Wanneer ze schrijven, zijn ze iets aan het doen). Hierna leest meester Arends het instructiekader op blz. 23. (Even controleren of iedereen het begrepen heeft). ‘"Wie heeft er nog vragen bij oefening 1, 2 en 3?" “Meester, ik weet niet wat ik moet doen.” Instemmend knikken een aantal anderen. (Rustig blijven, niet moedeloos worden). “Degenen die het begrijpen mogen aan het werk, de anderen doen nog even met mij mee.”

Herkenbaar?
Hoe kun je je lessen en instructie effectiever maken? Graag geef ik je drie handvatten.

1. Stel concrete en controleerbare doelen

Bepaal voor jezelf bij de lesvoorbereiding wat je leerlingen aan het eind van de les moeten weten of kunnen. Formuleer zo een helder doel en deel dit met de leerlingen aan het begin van de les.  Een voorwaarde is wel dat dit een zo concreet mogelijk doel is. Een concreet doel kan zijn: ‘Aan het einde van de les kan ik het onderwerp in een zin aanwijzen en uitleggen hoe ik dat gevonden heb’. 

2. Wees niet bang om instructie te geven

Wanneer je lesdoel duidelijk is, kun je je instructie gebruiken om aan dit lesdoel te werken. Het gaat er dus niet om of je alle lesjes uit het werkboek besproken hebt. Nee, je gaat de leerlingen helpen om het doel te beheersen. Wees niet bang om dan even geen vragen aan de leerlingen te stellen. Dit leidt juist af en laat toch vaak dezelfde snelle denkers aan het woord. Je instructie kun je naar gelang je lesdoel, vormgeven op drie manieren: je kunt uitleggen (aanleren van een aanpakstrategie), je kunt voordoen (projectlessen rekenen) of je kunt modelen (hardop denken). 

3. Laat de kinderen bewijzen dat ze het lesdoel behaald hebben

Voor je de leerlingen uit het boek laat werken wil je eerst weten of ze jouw instructie goed begrepen hebben. Het werkboek is tot nu toe bij wijze van spreken nog niet open geweest. Hoe zou je dit kunnen controleren?
 
Schrijf drie zinnen op het bord. Laat iedere leerling nadenken en het onderwerp van elk van deze zinnen voor zichzelf opschrijven. Geef daarna een aantal willekeurige leerlingen een beurt om het onderwerp in de zin te noemen én uit te leggen hoe hij of zij hieraan gekomen is (zie lesdoel).

Wanneer het grootste deel van de klas (denk aan 80%) het lesdoel heeft behaald, kunnen ze naar het werkboek. Het werken in het werkboek is dus de verwerking van je instructie en niet het doel van de les. 
 
Wil je hier meer over weten? Heb je vragen? Heb ik je nieuwsgierig gemaakt? Neem gerust contact met me op! 

Martijn Schumacher