Bijbelstudie voor schoolteams in crisistijd #3 23 april 2020 Door A. (Bram) de Muynck

Een van de dingen die je mist in deze crisistijd is de bezinning met je team. De regelmatige momenten rondom de Bijbel en met gebed tijdens de weekopening of de teamvergadering zijn weg. De komende weken publiceren we wekelijks een Bijbelstudie die geschikt is voor bezinning als team. Vandaag: Psalm 119: 99a.

Lees hier je hoe je deze Bijbelstudie samen met je team online vorm kunt geven. En hier lees je de vorige Bijbelstudie, over 1 Timotheüs 6:13.

Lezen: Psalm 119: 97-104

‘Ik ben verstandiger dan al mijn leraars’ (Ps. 119:99a).

Een grote zorg voor het moment dat de scholen weer opengaan is de grote verschillen tussen leerlingen. De problemen van leerlingen met speciale behoeften nemen toe. Van begaafde leerlingen hoor je dat ze grote sprongen maken omdat ze geen rekening hoeven te houden met de leraar. Het is van groot belang dat teams er nu al over na denken hoe dit op te vangen. Maar er kan ook ineens een ander verschil blijken, namelijk tussen jou en de leerling. Je ziet het werk van een leerling en staat perplex van de briljante kwaliteit. Je denkt: deze leerling begrijpt de stof eigenlijk beter dan ik. Hij of zij heeft mij helemaal niet nodig.

Je zou het hoogmoedig vinden als de leerling zelf tot deze conclusie kwam. En toch lijkt dit in dit Bijbelvers te gebeuren. De dichter van Psalm 119 is de leerling. Hij constateert dat hij verstandiger is dan zijn leraren.
Hoe is dat mogelijk? Doorbreekt dat niet de hiërarchie die wij doorgaans voorstaan in de verhouding tussen leraar en leerling? We gaan er toch van uit dat de leraar betere inzichten heeft dan zijn leerlingen? En we verwachten van de leerlingen dat zij ook zo naar de leraar kijken.
 
In de context van de psalm ligt dit duidelijk anders. Waar gaat het hier dan om? Uit heel Psalm 119 spreekt de liefde tot de geboden van God. Het is een dagelijkse vreugde om daarmee bezig te zijn. De dichter houdt zo intens van de inzettingen, dat hij ze als het ware in zijn mond proeft als een delicatesse. Hij heeft ze hartelijk lief, is er vervuld van. Zijn hoop en zijn verwachting richten zich helemaal op de woorden van God. Hij is ervan overtuigd dat God hem onderwijst (vs. 102). Er spreekt dus niet alleen een grote passie voor Gods geboden uit dit tekstgedeelte. Er is ook een intens besef van afhankelijkheid. Als je iets leert van de wet, dan is dat uit genade!

Zo’n houding heeft ook gevolgen voor hoe je je verhoudt ten opzichte van anderen. In de verzen 98-100 is er een drieslag. Laten we dit kort nagaan. De dichter is ten eerste wijzer dan zijn vijanden. Dat betekent dat hij niet meer blootstaat aan de schade die ze hem toe kunnen brengen. Ten tweede is hij verstandiger dan zijn leraren. Dat wil zeggen dat hij tot een zelfstandig en onafhankelijk oordeel kan komen. En ten slotte is hij voorzichtiger dan de ouden. De leerling overtreft dus de ervaring van ouderen. Levenservaring kan niet op tegen het leren uit het Woord.

De overeenkomst in deze drie vergelijkingen is dat de leerling iets heeft wat de afhankelijkheid van mensen overstijgt. Het heeft niet zo veel te maken met de afhankelijkheid van de leraar voor hulp bij het leren, die leerlingen nu ontberen. Het gaat duidelijk over iets anders.. De leerling onderwerpt zich aan God en dat dringt de vrees voor mensen op de achtergrond. Liefde tot Gods Woord geeft je een bepaalde onafhankelijkheid en zelfbewustheid. Doordat je wijsheid leert uit een andere bron, word je niet meer van de wijs gebracht door andere mensen. Gods Woord gaat echt boven alles uit en overstijgt dus ook de verhouding tussen leraar en leerling.

In dat licht bezien kan het niet bedreigend zijn als leerlingen onafhankelijk zijn van jou als leraar. Als je je realiseert dat het Woord henzelf beïnvloedt, dan is hun zelfstandigheid juist iets om blij van te worden.

De coronacrisis is voor ons als leraren een moeilijke oefening in loslaten. Hoe afhankelijk zijn ze van ons? Durven we te geloven dat ze kunnen floreren zonder onze inbreng? Durven we geloven dat leerlingen zo betrokken kunnen zijn op het Woord, dat ze niet meer afhankelijk van ons zijn?

Vragen

  • Hoe ernstig schat je de niveauverschillen tussen leerlingen in na heropening van de school? Onze aandacht gaat gemakkelijk alleen maar uit naar cognitieve prestaties. Helpt het om ook eens op een andere manier naar verstandigheid van leerlingen te kijken?
  • Matthew Henry zegt bij deze tekst: ‘Het is een eer voor de leraren als de leerlingen hen overtreffen’. Herken je dat?
  • Leerlingen kunnen in hun toegewijdheid ons ten voorbeeld zijn. Herken je daar ook iets van nu je zo op afstand van de leerlingen staat?

Verwerkingssuggestie

Welke leerling komt er in gedachten waarbij je denkt: die is een voorbeeld voor mij? Noteer in een paar zinnen waarom. Zorg dat je de leerling een fictieve naam geeft. Stuur dit in de mail naar een collega en vraag hem of haar zijn zin toe te voegen.  Maak zo een ketting van leerlingen die ‘verstandiger zijn dan hun leraars’. Bewaar het en zorg dat iemand er op een later moment een schoolkrant-artikeltje van kan maken.