Vormen duurt een leven lang 28 januari 2015 Door E. (Elsbeth) Visser, onderwijsadviseur

Elke docent is bezig met het vormen van de leerling. Soms bewust, maar vaker onbewust. En iedereen is het ermee eens dat je je leerlingen wilt vormen. Maar in gesprek met docententeams, merk ik dat het niet altijd even duidelijk is welk doel we eigenlijk voor ogen hebben, en hoe je daar als docent een bijdrage aan kunt leveren.

Verschillende vormingsgebieden

Op verschillende scholen wordt op dit moment nagedacht over de vorming van de leerlingen. Men ontwikkelt activiteiten om leerlingen voor te bereiden op de maatschappij, en om de ontwikkeling van een sterke identiteit en persoonlijkheid van de leerling te stimuleren. Een nobel streven en zeker de moeite waard! Maar soms wordt bij het formuleren van plannen en activiteiten het overzicht vergeten. De ene opdracht wordt gericht op ‘het voorbereiden op de maatschappij’, bij de andere activiteit wil men de leerling burgerschap bijbrengen en bij een derde heeft men vooral de levensbeschouwelijke en morele vorming op het oog. Belangrijk en helpend is om scherp te houden dat tussen al deze verschillende manieren van ‘leerlingen vormen’ overlap is; het zijn geen afzonderlijke gebieden. Als je de leerling levensbeschouwelijk vormt, zegt dat automatisch ook iets over hoe je deze leerling voorbereidt op de maatschappij. En als je de leerling burgerschap wilt bijbrengen, dan heeft de levensbeschouwelijke vorming hier alles mee te maken.

Vorming als levenslang proces

Een andere valkuil is dat docenten eenmalige activiteiten ontwikkelen en dan denken dat ze hun vormingstaak kunnen afvinken. Vorming is echter een levenslang proces, waarbij je als docent tijdens een korte periode van invloed kunt zijn. Het is weliswaar een belangrijke en cruciale fase, maar toch tijdelijk. Dat laat zien dat vorming ook in de schooltijd niet op één moment of door één activiteit gebeurt, maar plaats heeft op verschillende manieren en momenten tijdens de gehele schoolperiode. Dat één activiteit op zichzelf weinig invloed heeft, werd onlangs duidelijk tijdens een pilot op een reformatorische middelbare school. Samen met de docenten onderzochten we of leerlingen veranderden in hun mate van tolerantie en openheid richting anderen, door twee contactmiddagen met een openbare school in de omgeving. Voor de eerste ontmoeting en na de tweede ontmoeting werd een vragenlijst afgenomen waarmee tolerantie en openheid gemeten werd. Wat bleek? De leerlingen waren over het algemeen juist minder open en tolerant geworden! We ontdekten dat leerlingen zeker dingen hadden geleerd door de ontmoetingsmomenten. Maar de leerlingen zeiden dat de ander vooral moest veranderen en zij niet. 

Herhaling en verbinding

Is dat om moedeloos van te worden? Op basis van wat we weten over hoe sociale identiteiten werken, kunnen we verklaren wat er gebeurde in die pilot: als je anderen ontmoet, zul je in eerste instantie vooral de verschillen zien en dus meer afstand van de ander nemen. Je hoeft als docent op zo’n moment dus niet te denken dat de activiteiten geen invloed hebben gehad. We moeten dan wel onthouden dat het niet van één moment afhangt, maar dat er gelukkig nog veel meer in de school gebeurt waardoor de leerlingen gevormd worden. Het vraagt van de docent bewustwording dat vorming (juist) ook tijdens reguliere lessen gebeurt, door de aandacht die je voor thema’s vraagt, de woordkeus of benadering die je gebruikt, of het voorbeeld dat je laat zien. En misschien heeft dat wel meer effect dan je verwacht, want juist dan is er ruimte voor herhaling en verbinding…