Voorbeeldige praktijk 16 juli 2015 Door Leunis van Klinken, lid kenniskring Christelijk leraarschap

In de tweedelige reeks Vitale idealen, voorbeeldige praktijken, een publicatie verzorgd door de lerarenopleiding van Driestar Hogeschool, beschrijven de auteurs grote pedagogen die van belang geweest zijn voor opvoeding en onderwijs. In deze bijdrage breng ik graag een voorbeeldige praktijk voor het voetlicht van een eenvoudige schoolmeester uit de negentiende eeuw, die de geschiedenisboeken niet gehaald heeft. Desondanks heeft zijn praktijk meer zeggingskracht dan die van menig groot pedagoog.

Goedsmoeds en blij

Arie Bloot werd in 1851 geboren te Moordrecht. Op vijftienjarige leeftijd ging hij bij meester A.W. van Kluijve in de leer als kwekeling. Van Kluijve was het eerste hoofd van de christelijke lagere school die in 1857 in Gorinchem van start gegaan was. Na het vertrek van Van Kluijve werd Arie hulponderwijzer onder zijn opvolger, die echter al spoedig vertrok. Daarop werd de vierentwintigjarige Arie Bloot benoemd tot hoofd van de school. Door concurrentie van de plaatselijk openbare school daalde het aantal leerlingen van de christelijke school aanzienlijk. Omdat de school financieel naast collecten afhankelijk was van het schoolgeld van de leerlingen, kwam het schoolbestuur door deze leerlingendaling in financiële moeilijkheden. In maart 1880 zag het schoolbestuur geen andere uitweg meer dan sluiting van de school. Hoofdonderwijzer Bloot besloot toen, in het geloofsvertrouwen dat de Heere hem zou helpen, de school voor eigen rekening voort te zetten. Zelf zei hij daarvan: ‘Goedsmoeds en blij dat de Heere mij verwaardigd had deze weg, met het geloofsoog op Hem, in te slaan.’

Uit de Hand van de Heere

Jaren later constateerde men dat meester Bloot ruim elf jaar lang uit de Hand van de Heere had geleefd. Uit de financiële administratie bleek namelijk dat in deze periode de inkomsten uit het schoolgeld van de leerlingen volledig nodig waren geweest voor de schoolvoorzieningen. Het salaris voor de meester zelf was er al die jaren bij ingeschoten. Hoe er toen in zijn levensonderhoud werd voorzien? Kenmerkend is daarvoor het door meester Bloot zelf vertelde voorval, toen hij op zeker moment in geldnood zat en de zestig gulden huur niet kon betalen. ‘Voor ik naar school ging boog ik nog eenmaal mijn knieën en legde mijn bezwaren neer voor de Heere, mijn Toevlucht. Ik mocht mijn bekommernissen op Hem werpen en ging welgemoed naar school. Een paar dagen later ontving ik een gesloten envelop. Thuisgekomen, maakte in deze open … er zat een bankbiljet van f 60,- in.’
In 1891 werd een schoolvereniging opgericht die het bestuur van de christelijke school in handen nam. Meester Bloot ontving voortaan een salaris van 900 gulden per jaar.