Wat vindt groep 7 zelf eigenlijk van groepsplannen? 1 april 2015 Door Ad de Waard, onderwijsadviseur

Hoe krijg je meer betrokkenheid van leerlingen bij de rekenles en het leerproces van een klas? Allard weet het wel: “Het is erg fijn om vooraf met elkaar te weten wat we goed kunnen, dan hoeft de meester met die lessen minder uitleg te geven. Er is dan meer tijd voor de lastige dingen.”

Met het team van de Dr. Maarten Lutherschool in Punthorst zijn we in de achterliggende tijd bezig geweest met het werken aan groepsplannen voor rekenen. In dat traject is niet alleen in de personeelskamer en in de teamvergadering nagedacht over dit thema, maar ook op de werkvloer. Iedere leerkracht heeft haar of zijn groepsplan met de onderwijsadviseur besproken én bij elke leerkracht is in de groep gekeken hoe een en ander in de praktijk wordt vormgegeven.

Een van de belangrijke punten bij het werken aan een groepsplan is dat de leerkracht goed weet welke doelen voor de komende periode beoogd worden. Het is van cruciaal belang dat hij niet alleen zijn leerlingen kent, maar ook de leerstof. Daarbij komen vragen aan de orde als:

  • Welke doelen worden beoogd voor de komende periode?
  • Welke leerstofonderdelen zullen waarschijnlijk lastig worden voor veel van mijn leerlingen?
  • Hoe ga ik in de dagelijkse praktijk om met die problemen?
De vraag welke leerstof lastig kan zijn voor leerlingen, gaf aanleiding tot verder gesprek met de heer Henry de Jong, leerkracht van groep 7. Het is niet alleen van belang welke onderdelen de leerkracht als lastig inschat, minstens zo belangrijk is het dat de leerkracht weet welke onderdelen op voorhand door de leerlingen worden ingeschat als ‘lastig’.

Bij de start van een nieuw blok kregen de leerlingen de vraag: “Zoek in je rekenboek de bladzijden op die we de komende vier weken gaan maken en kijk eens goed of je een som kunt vinden die jij erg lastig vindt. Je mag ook een som zoeken waarvan jij denkt dat veel kinderen uit onze klas die lastig zullen vinden.”
Iedereen ging op zoek naar die ene som.
Daarna kregen de leerlingen de opdracht: “Vraag eens aan je buurvrouw of -man welke som zij/hij erg lastig vindt en bespreek samen welke van jullie sommen het állermoeilijkst lijkt.”
In een groep van 22 leerlingen kwam er voor de leerkracht een ‘oogst’ van 11 moeilijke sommen. Die zouden de komende weken aan de orde komen. Deze aanvullende informatie van de leerlingen is minstens zo relevant als de indruk die de leerkracht heeft.

Leerkracht Henry: "Het is belangrijk dat de leerkracht weet welke onderdelen op voorhand door de leerlingen worden ingeschat als lastig".

Het is van belang inzicht te hebben in het leerproces van de kinderen. Zowel voor de leerkracht als voor de leerlingen zelf moet dit leerproces helder zijn. Dat is nodig om het proces te kunnen ‘plannen’ en het naderhand ook te evalueren. Binnen de klas zijn we aan de slag gegaan om dit ‘proces van eigenmaking’ samen met de kinderen te doorwandelen. Als leerkracht ben ik begonnen om zelf eerst de inschatting te maken met de vraag: ‘Met welke sommen denk ik dat de leerlingen gaan komen?’ Op basis van die inschatting heb ik mijn vragen geformuleerd. Ik wist bijvoorbeeld al dat werken met procenten een nieuw onderdeel was in de leerlijn en daarom was mijn verwachting dat de kinderen daarmee zouden komen.

De opdracht aan de leerlingen werd op een natuurlijke manier ingeleid: “Jullie mogen vandaag alvast kijken wat we de komende weken gaan doen.” Nadat de kinderen ijverig aan de slag gingen én het in groepen hadden besproken, volgde de plenaire bespreking. Precies zoals verwacht kwamen de kinderen met vragen over de lessen over procenten. Ook in hun groepsoverleg hadden ze het erover gehad dat dit toch wel heel lastig zou zijn.

Soms heb je van die momenten tijdens de lessen in de klas die je kunt kwalificeren als ‘gouden momenten’ of ‘pareltjes’. Deze morgen mocht ik genieten van twee gouden momenten vlak achter elkaar. Wat was er in de groepsbespreking gebeurd? De kinderen gingen met elkaar associëren over procenten. Ze vertelden elkaar spontaan waar ze die aparte tekens tegen waren gekomen en ook dat, als dat %-teken er staat ‘Moeder altijd naar binnen wil, want dan is het goedkoop’. Het tweede gouden leermoment volgde tijdens de bespreking van de verschillende reacties. Ik heb op het bord geïnventariseerd welke lessen of opdrachten als ‘lastig’ gezien werden en zo heb ik een beeld gekregen van wat er in de hoofden van de kinderen speelt. Na de inventarisatie zijn we klassikaal naar deze lastige lessen gaan kijken en toen kwam een leerling met de opmerking: ‘Maar die sommen met procenten… die zijn helemaal niet lastig’. Om het goud van het moment nog wat op te poetsen heb ik deze leerling direct aangesteld als ‘procentenspecialist’: bij vragen kon je eerst bij hém terecht en hoefde je niet aan de meester te vragen.
 
Na vier weken volgde de evaluatie. Daarbij hebben we vooral gekeken naar de leerstof die de leerlingen aangeduid hadden als ‘lastig’. De vraag was: ‘Welke sommen hadden we gekozen als lastig en wat vind je nu van jouw mening van toen?’ Veel kinderen gaven terug dat ze dat nu wel snapten en dat ze nu bijna niet meer konden begrijpen dat ze het vier weken geleden moeilijk vonden.

Voor mij als leerkracht werkt deze methode erg prettig. Ik ben van mening dat het belangrijk is om een focus te leggen binnen een lessenreeks. Daarnaast kun je onderwerpen, nog voordat een start is gemaakt met de lessen, al waarderen als ‘dat-kan-ik-al-en-dat-ga-ik-laten-zien-ook’. Als dan de ‘moeilijke’ les aan de beurt is, weten alle kinderen dat ze dubbel op moeten letten. Dit zorgt voor een heel prettige werksfeer in de klas, waarbij we heel samen opbrengstgericht werken. Bij de evaluatie kon aan de hand van de toetsresultaten heel specifiek besproken worden dat we de makkelijke sommen nagenoeg foutloos moesten scoren. Opmerkelijk genoeg werden de procent-sommen nog beter gemaakt.

Marlissa: “Door deze aanpak snap je veel beter waar je mee bezig bent.”

Ook de kinderen vinden het prettig om van te voren een blok te bekijken. Allard: “Ik vind het fijn om te weten welke onderwerpen aan de orde komen, dan kun je alvast kijken wat moeilijk is.” “Ik vind dat ook,” beaamt Elvira, “het is soms best lastig en dan weet je al wanneer je extra uitleg moet vragen.” Marlissa: “Ook ik vind het erg fijn om een hoofdstuk alvast in te kijken. Je weet dan ook al welke dingen belangrijk zijn.” Allard: “Op een gegeven moment kregen we procenten te zien in ons nieuwe hoofdstuk. Ik had die al een keer gezien bij winkels en op de computer. Ik wist al dat het over korting ging. Ik werd toen aangesteld als procentenspecialist en mocht de kinderen helpen en uitleggen wat procenten waren.” Marlissa: “Ik vond het erg knap van Allard, ik snapte er geen biet van. Ik had het thuis al aan mama gevraagd en die heeft mij al gezegd dat het met korting te maken had. Ik kon dus met die les ook al wat zeggen over procenten.”


Elvira, Marlissa en Allard

Elvira: “Ik had thuis met een paar zussen al eens over procenten gepraat, dus ik wist het al een beetje. We hadden stickers van de Hema gekregen met procenten korting en nu snapte ik een stuk beter wat dat was.” Allard: “Doordat je al eerder mag kijken naar de opdrachten kun je al een keer bij je ouders of broers en zussen vragen wat het is.” Elvira: “Zo weet je al wat je gaat doen en snap je het beter, omdat je er al meer over weet.” Allard: “Als wij aangeven dat iets lastig is, dan vertelt de meester er direct al wat over, zodat we tijdens de les er al wat van af weten.” Marlissa: “Ook met de meiden hebben we het af en toe wel over die lastige sommen.” Elvira: “Voor ons is deze aanpak erg fijn. We hoeven niet echt verandering te hebben.” Allard: “Je zou bijvoorbeeld de toets al kunnen inkijken, maar dit is misschien ook niet slim, omdat je dan alleen die dingen goed oplet en het andere minder belangrijk vindt.” Marlissa: “Door deze aanpak snap je veel beter waar je mee bezig bent. Ook doordat de meester de volgorde aangeeft hoe we dingen gaan leren, bijvoorbeeld eerst de procenten verkennen, dan meer erover leren en als laatste stap het rekenen ook met de breuken erbij, snap je veel beter waar je mee bezig bent.” Elvira: “Ik begrijp rekenen beter en snap goed wat we doen en waarom we dingen moeten leren.” Allard: “Het is ook erg fijn dat we al weten wat we goed kunnen, dan hoeft de meester met die lessen minder uitleg te geven, zodat er meer tijd is voor de lastige dingen.”

Door al deze aspecten duidelijk met de kinderen te bespreken, merk ik dat er ook bij de kinderen veel meer inzicht in de leerlijnen aanwezig is. Ook zorgt dat inzicht voor een stuk motivatie, waardoor er een prettige werksfeer is. Al dit bovenstaande is beschreven in een groepsplan om zo te zorgen voor continuïteit in de aanpak, wat uiteindelijk moet leiden tot meer ‘ontwikkeling-door-betrokkenheid’ bij de kinderen.