Passend onderwijs: dat doen we met elkaar 19 november 2014 Door G. (Bert) van de Waerdt, onderwijsadviseur PO

Regelmatig vraag ik tijdens teambijeenkomsten ondeugend: ‘En, hoe is het hier met passend onderwijs na 1 augustus?’ De antwoorden zijn heel verschillend: van schouderophalend, nuchter stilzwijgen tot reacties als: “We weten niet hoe dit moet, doen we het nog wel goed?”

Als ik nuchter naar het fenomeen passend onderwijs kijk, dan zie ik dat dit zich voor een groot gedeelte buiten de belevingswereld van de leerkracht afspeelt. De leerkracht houdt zich niet bezig met structuren en geldstromen op afstand. De primaire vraag is elke keer weer: hoe geef ik goed onderwijs aan die 28 koters die elke dag de klas binnenstormen? Vaak zit daar de ‘wrijving’: gedragsproblemen vragen meer energie dan leerproblemen!
Uit recent onderzoek blijkt dat leerkrachten onvoldoende op de hoogte zijn van passend onderwijs.  Gezien bovenstaande ook niet zo gek, toch? Het gaat de leerkracht om de praktijk van elke dag.
Wat maakt dat leerkrachten meer betrokken zouden kunnen zijn bij passend onderwijs? In mijn beleving is dat door ze te betrekken bij het oplossen van een aantal vraagstukken. En die zijn er erg veel. Ik wil er een paar met u verkennen.
 
Een onderzoekende houding
Als er op enig moment een leerling verwezen wordt naar een andersoortige vorm van onderwijs dan kun je als school twee dingen doen.
Als eerste mogelijkheid kun je verzuchten dat het kind beter op zijn plek is en dat het een verademing is voor de medeleerlingen en leerkracht dat deze leerling niet meer in de groep zit: eindelijk weer gewoon lesgeven! Dat is meestal een natuurlijke reactie, die op zich heel begrijpelijk is.
Een tweede mogelijkheid, en die komt in mijn beleving tegemoet aan de onderzoekende houding die we als school moeten hebben, is om op zoek te gaan naar wat heeft gemaakt dat het zo ver met deze leerling heeft kunnen komen. En dan zijn niet alleen de externe factoren belangrijk, maar vooral ook de schoolstructuur, het leerkrachtgedrag, de communicatie, enz.  Daarbij zou je je kunnen afvragen wat er in deze school moet gebeuren als deze leerling over twee jaar weer terug zou komen. Wat zou er dan veranderd moeten zijn om deze leerling een plekje te kunnen geven? Is dat dan ook mogelijk en past dit bij de missie en visie van de school en past dit ook bij alle randfactoren die bij deze school horen? Op basis van de antwoorden op deze vragen scherp je als school je visie op passend onderwijs en kijk je kritisch in de spiegel.

Betrokkenheid en welbevinden
Het blijkt dat leerlingen vanuit reguliere scholen verwezen worden omdat de betrokkenheid en het welbevinden onder het minimumniveau zijn gedaald met alle gevolgen voor de leerlingen zelf, de klasgenoten, de leerkracht en soms ook het hele schoolteam. Deze leerlingen beheersen soms een groot gedeelte van de beschikbare tijd op school.
Het is goed voor een school om deze twee indicatoren, betrokkenheid en welbevinden, goed onder de loep te nemen voor de hele schoolbevolking (inclusief leerkrachten en ouders). Als je dat in kaart hebt en je rekenschap geeft van het niveau, spoort dat wellicht aan tot direct, gericht handelen op de verschillende niveaus. Mogelijk voorkom je veel problemen die zouden kunnen leiden tot verwijzing. Soms zie ik ook dat kinderen te lichtvaardig op een alternatieve leerroute worden gezet. Dit werkt écht niet altijd.
 
Professionele cultuur
We zijn het er allemaal over eens dat ‘de leerkracht ertoe doet’.  Dit kan alleen optimaal vorm krijgen als deze leerkracht in een positief, professioneel team kan badderen. Het team moet stimulerend, steunend en professioneel kritisch zijn.
De kracht van een team moet niet onderschat worden: het gaat er niet alleen om wat dit kind van deze leerkracht nodig heeft, maar het gaat er ook om wat deze klas, deze leerkracht van deze school nodig heeft. Een sterke, visionaire directie is voorwaardelijk voor passend onderwijs: van mijn klas, mijn leerlingen naar ‘onze leerlingen’ ! De leidinggevende van de school is een verbindende factor in dit proces. De kracht van teamscholing en teamvorming moet niet worden onderschat. Een focus op gezamenlijke schoolontwikkeling vanuit visie en missie is écht noodzakelijk.
Een gouden kans voor de komende maanden op weg naar een nieuw schoolplan. Trouwens: is het schoolplan vooral een document van de directie of is het een doorleefd plan van het hele schoolteam?
 
Voor mij is dat de crux van passend onderwijs: we doen het niet alleen, maar met elkaar. Passend onderwijs als kans en opdracht voor het héle team; pas dan heeft het kans van slagen. Hoe staat het met de teamcultuur in uw school, zo na 1 augustus?