Ik wou dat ik zó kon lezen 2 september 2014 Door Janneke de Jong-Slagman, docent Nederlands pabo en lvo

In de vakantie hield ik een blauw tasje met rode hengsels altijd in de buurt: mijn boekentas. Met ongeveer vijftien exemplaren – variërend in dikte, moeilijkheidsgraad, doelgroep – dacht ik de vakantie goed door te komen.

En dat is gelukt. Ik heb genoten van de dagboekaantekeningen van Willem Barnard, van het boekje dat Joke Linders voor haar kleindochter schreef (‘Trage post voor Anna Johanna’), van ‘Kinderen van Amsterdam’ van Jan Paul Schutten, maar ook van de eerste hoofdstukken van ‘Landgoed Longbourn’ van Jo Baker.
Toch kan ik moeilijk ontspannen lezen. Steeds denk ik daarbij aan mijn werk, de komende colleges. Kan ik dit boek voor mijn studenten op de lijst zetten? Kan ik deze gedichten inpassen in mijn colleges? Is dit boek nog geschikt voor tieners of te kinderachtig? Kan ik bij dit boek een portfolio-opdracht ontwerpen?
Onbevangen lezen, de tekst over je heen laten komen, genieten van de mooie taal en een poos in het boek ‘eenzaam wezen’ zonder andere bedoelingen, dat is het ultieme genoegen. Heb ik dat verspeeld? Beroepsdeformatie? Is het onomkeerbaar? Of moet je lang met pensioen zijn om dat nuttigheidslezen kwijt te raken?
Vorige week kwam mij de volgende waarschuwing onder ogen, afgedrukt als motto in ‘The Adventures of Huck Finn’ van Mark Twain: “Persons attempting to find a motive in this narrative will be prosecuted; persons attempting to find a moral in it will be banished; persons attempting to find a plot in it will be shot.” Zo wil ik lezen; deze waarschuwing neem ik ter harte. In ieder geval in de vakanties.